Een brief aan mijn jonge ‘ik’

Eric Mathieu

Starend door zijn slaapkamerraam slaat de jongen het onwerkelijke tafereel op straat gade. Een zwarte rouwkoets met dito paarden ervoor staat klaar om zijn vader op te halen. Even later vertrekt de stoet, de vierjarige Eric achterlatend met zijn eigen gedachten.

Foto Maria van der Heyden

Het is een van de weinige herinneringen die Eric Mathieu (70) aan zijn vader heeft. Behalve dan nog dat beeld waarbij hij op zijn sterfbed ligt, bezweken aan een maagbloeding. Eric blijft achter met zijn moeder en tien broertjes en zusjes. Het twaalfde kind is onderweg, getuige de hoogzwangere buik van zijn moeder. Maar zover zal het niet komen. Erics moeder overlijdt samen met haar baby in het kraambed, nog geen twee maanden na het overlijden van haar echtgenoot. “Gestorven van verdriet,” denkt Eric.

In 1950, na de overdracht van de soevereiniteit door Nederland aan Indonesië, was het gezin Mathieu met acht kinderen gerepatrieerd vanuit Java. Met de ‘Johan van Oldenbarnevelt’ waren ze naar Nederland gevaren, waarna ze een woning kregen toegewezen in Kaatsheuvel. Kort daarna zag Eric het levenslicht, hij was de tiende in het gezin. Op zijn tweede verhuisden ze met z’n allen naar Tilburg.

Na het overlijden van zijn ouders blijven de kinderen hopeloos alleen achter. Gelukkig is daar het kinderloze echtpaar Kems, dat zich over hen ontfermt. Ondanks tegenwerpingen van mijnheer pastoor vragen zij het voogdijschap aan. Eric: “Wij noemden hen tante Jo en ome Louis, dat waren fantastische mensen. Dankzij hen werd er veel voor ons geregeld.”

Toch valt het gezin langzaam uit elkaar. Erics oudste broers en zussen kiezen geleidelijk aan hun eigen weg en de jongste vier kinderen worden in het jeugddorp Maria Rabboni in Teteringen geplaatst. Heel lang blijven de vier niet bij elkaar. Eerst vertrekken Amelie en Joseph. Nadat ook Eric het jeugddorp verlaat blijft zijn jongste zusje Ria moederziel alleen achter. Eric gaat naar het internaat St Louis in Oudenbosch. “Ik was nummer 346, dat werd in al mijn kledingstukken genaaid.” In het weekend gaat bijna iedereen naar huis, behalve Eric en enkele schoolgenootjes. Om de tijd te doden is hij vaak in het sportzaaltje te vinden. Tijdens de vakanties gaat hij weleens logeren bij familie, maar meestal wordt hij bij gastgezinnen ondergebracht.

“Met links schreef ik een brief terug. Daardoor voelde ik zijn onbeholpenheid.”

Voor de buitenstaander leidt Eric vervolgens een succesvol leven. Hij blinkt uit in sport, wordt uit tachtig sollicitanten aangenomen als sportinstructeur op de Katholieke Hogeschool Tilburg en verdient een goed salaris. Maar privé gaat het minder. Na twee echtscheidingen woont hij in 2010 alleen op een kamer in De Moer. Zittend op de rand van zijn bed overpeinst hij zijn leven. Denkend aan de jongen van vier die ooit achter het raam zijn vader vaarwel zei, meent hij iets te moeten doen. Hij pakt een pen en schrijft een brief.

“Lieve kleine Eric, na 53 jaar ga ik proberen met jou in contact te komen,” zo begint Eric zijn retrospectief aan het jongetje dat hij ooit was. De brief is een poging tot vergeving voor het niet toelaten van zijn eigen emoties, waardoor hij tijdens zijn leven een enorm ego opbouwde. De brief eindigt met: “Ik hoop binnenkort wat van je te horen …”

En dat antwoord komt. Vijf maanden later neemt Eric de pen opnieuw ter hand - dit keer zijn linker, waardoor hij de onbeholpenheid van het vierjarige kind diep van binnen voelt - en schrijft in een onooglijk handschrift een brief vanuit het gezichtspunt van zijn jonge ‘ik’: “… Lieve grote Eric (…) Kom me snel halen, ik wacht op jou. Liefs, kleine Eric xxx”

Rouwen

“Eigenlijk waren die brieven met terugwerkende kracht een deel van mijn rouwproces. Zoiets is heel persoonlijk en je neemt het je hele leven mee. Rouwen is immers meer dan alleen mensen verliezen. Ik heb ooit afscheid moeten nemen van twee gezinnen, twee huizen en mijn vermogen. Maar ik heb ook heel veel dingen welkom mogen heten, waaronder kinderen en kleinkinderen.”

Een jaar voor Erics pensioen is er opnieuw een keerpunt in zijn leven. Er wordt darmkanker bij hem geconstateerd, een chemo- en bestralingskuur zijn noodzakelijk. Eric geneest, wat hem tot nieuwe inzichten brengt. Hij besluit zijn levensverhaal op te schrijven. “Ineens vond ik die enorme prijzenkast die ik ooit had gewonnen niet meer belangrijk. Liever had ik daar iets anders voor in de plaats gehad …

In mijn boek geef ik mij helemaal bloot. Zelfs Yolanda, die ik ken sinds de middelbare school en waarmee ik nu twaalf jaar samen ben, zei tegen mij: ‘Het meeste wat je schrijft wist ik wel. Maar pas nu komt het echt binnen.’

Is dit boek daarmee de voorlopige afsluiting van Erics persoonlijke rouwproces? “Het rouwen gaat altijd door en verandert slechts van gedaante. Ik heb geen oordeel over hoe anderen het doen, maar kan alleen maar laten zien hoe ik het zelf heb gedaan en nog steeds doe. Wel heb ik door het schrijven van dit boek een veel betere balans gevonden. Uiteindelijk ben ik het product van mijn eigen leven. Daar moet ik het mee doen en dat is prima.”

“Ineens vond ik die enorme prijzenkast die ik ooit had gewonnen niet meer belangrijk. Liever had ik daar iets anders voor in de plaats gehad …”

 

Het TijdLab (De Bibliotheek LocHal en Stadsmuseum Tilburg) doet onderzoek naar immaterieel erfgoed van inwoners van Tilburg, Berkel-Enschot, Udenhout en Biezenmortel. Bovenstaande tekst en foto's zijn onderdelen van het programma ‘Deze en gene zijde’, over dood en rouwcultuur. Stadsmuseum Tilburg registreert het erfgoed door de verhalen te bewaren in deze website. Regionaal Archief Tilburg bewaart de foto's in de Beeldbank. 

De foto's zijn van Maria van der Heyden; de interviews zijn geschreven door Theo van Etten.

Alle rechten voorbehouden

Media