Jan Esman

  • Geboortedatum: 00-00-1944
  • Sterfdatum:
Van leerling-wever tot conservator

Jan Esman (geb. 1944) was als Hasseltse jongen eigenlijk voorbestemd om als leerling-wever óf bij Thomas de Beer óf bij Enneking in dienst te treden. Het werd toch de AaBe fabriek waar hij in 1959 als 15-jarige knul zijn loopbaan begon. Omdat hij afkomstig was uit de beste klas van de textielschool, klas A, kreeg hij direct de functie van bijwever en moest hij als zodanig de echte wever in alles de helpende hand bieden.
Na een jaar bediende hij zelfstandig het weefgetouw en weer een jaar later maar liefst vier moderne, automatische weefgetouwen. Zo draaide hij, 17 jaar oud, volwaardig mee in het productieproces en verdiende zelfs meer dan zijn vader. Jan verdiende zo'n 108 gulden netto per week, een bedrag dat bestond uit tariefloon en kwaliteitsloon. En had hij geen jeugdaftrek, dan zou het salaris nog beduidend hoger uitgevallen zijn.

Na anderhalf jaar militaire dienst kwam Jan Esman terug bij AaBe als hulp getouwsteller. Het was zijn taak het getouw af te stellen op nieuw weefwerk, reparaties te verrichten of onderdelen te vervangen. Daarvoor moest hij ook de stilstand van de machines bijhouden en melding maken van het moment dat ze weer gingen draaien. Een speciaal tariefbureau noteerde de standen op een kaart. Het stilstaan van de machines had invloed op de salariëring (er werd dan niet 100% uitbetaald) dus was het zaak om reparaties snel te verrichten. Daar kwam nog bij, dat je in je werk een quotum moest halen en het hoeft dus geen betoog dat je keihard moest werken.

Van hulp-getouwsteller promoveerde Jan tot echt getouwsteller met een eigen groep machines en mensen onder zich. Hij werd meer leidinggevende en door de verantwoordelijkheid van deze functie kon hij zich tot het middenkader rekenen. Volwaardig middenkaderlid werd hij als hoofd getouwsteller waarbij niet minder dan 250 getouwen onder zijn supervisie vielen.

Wie tot het middenkader behoorde, kreeg een echt werkkostuum. Gaf op de werkvloer van de weverij de kleur van de overallkraag je functie aan, werkzaam als middenkaderfunctionaris kreeg Jan een kostuum: een mooie broek met bijbehorend werkcolbertje. Alle werkkleding was overigens op maat gemaakt en werd tweemaal per jaar verstrekt. Versleet je meer, dan moest je een nieuwe set zelf aanschaffen, echter tegen zeer geringe prijs.

Jan klom verder op: hij werd ploegbaas bij de weverij-voorbereiding, vervolgens weverijleider en zo stond hij spoedig één trapje onder de bedrijfsleider. Resultaat: Jan behoorde tot het managementteam! Maar een conflict met de directie in eind 1982 deed hem besluiten te stoppen en AaBe te verlaten.
In 1983 kon hij bij het textielmuseum, toen gevestigd in de Gasthuisstraat, beginnen als restorator van machines. Hij was bij de inrichting van het museum verantwoordelijk voor de plaatsing en werking van de diverse textielmachines.
In 1987 werd hij coördinator van de afdeling textieltechniek en na een onderbreking van anderhalf jaar (om gezondheidsredenen) werd hij assistent conservator met als hoofdtaak: het verwerven en beheren van ‘objecten en machines'.
Vanaf 1999 is Jan Esman full-time afdelingshoofd en conservator, een baan die hem ook in contact brengt met de textielmachinebranche ‘all over the world'.

De mantelzorg bij AaBe

De AaBe fabriek was goed voor zijn werknemers volgens Jan en hij spreekt hierbij uit ervaring. De AaBe had een eigen toneelclub mét toneelzaal, een eigen tennisclub, duivenclub, hobby en fotoclub, een viskuil en drie voetbalelftallen die één keer per jaar tegen Willem II mochten spelen.
Onder de 18 jaar was men verplicht om dagelijks, onder professionele begeleiding in de eigen accommodatie te sporten en na afloop een glas melk te drinken. Om de gezondheid van de alle werknemers te bevorderen stelde de directie het slikken van vitaminepillen in herfst en winter verplicht. Er was een eigen medische dienst: een arts hield elke dag spreekuur en permanent was een verpleegster aanwezig in de fabriek. Ook had AaBe twee fulltime maatschappelijk werksters in dienst die contact onderhielden met andere hulpverlenende instanties. Werknemers die door ongeluk- kige omstandigheden problemen hadden, werden door AaBe geholpen: het verstrekken van bijvoorbeeld dekens, meubels of anderszins was geen punt en soms werd zelfs voor huisvesting gezorgd.
Met Kerstmis kregen gehuwden een kerstpakket, ongehuwden ontvingen zakdoeken of een balpen. Maar wat maakte dat uit als je op feestdagen kon flaneren in een kamgaren kostuum dat door AaBe speciaal voor jou op maat was gemaakt en waarvoor maar een gering bedrag op je loon was ingehouden.
Ook zakelijk liet AaBe zijn mensen meeprofiteren door hen op te nemen in een winstregelingssysteem (obligaties).

Dit verhaal werd opgenomen tijdens een reünie van oud-textielarbeiders in de Openbare Bibliotheek Tilburg. Deze reünie werd georganiseerd door de Tilburger Frans Kense, die in februari 2007 het boek Tilburg Wolstad uitbracht.


met dank aan Jan Esman