Sofie´s geheim

  • Datering van de gebeurtenis: Schrijfwedstrijd 2007

Dit verhaal werd ingezonden voor de schrijfwedstrijd 'De zomerse geheimen van Tilburg'. Deze wedstrijd is onderdeel van 'Tilburg Schrijft', een samenwerking van Cultuurmanifestatie Tilburg 2007 en OBT Midden Brabant.

voor Jasmijn en Janna

Hoofdstuk een

Lieve lezers, ik wil jullie vertellen over een geheime droom. Eigenlijk weet ik niet of ik het wel moet vertellen, misschien geloven jullie me wel niet. Mijn papa en mama heb ik het niet verteld. Die dromen alleen maar van verre vakanties, een nieuwe computer of nieuwe kleren.
Jullie moeten me wel beloven te zwijgen over dit geheim, want geheimen zijn pas echt een geheim als ze geheim blijven!
Ik weet dat het moeilijk zal zijn voor jullie, maar toch....please!

Het was de laatste dag van de meivakantie. Papa, mama, Thomas en ik waren naar natuurgebied De Brand in Udenhout geweest. Papa zei dat daar boomkikkers leven en ik had op de computer opgezocht wat voor een beestje dat was. Het leek me een coole, vrolijke kikker en ik wilde ‘m dolgraag in het echt zien. Toen ik ‘m op het beeldscherm zag, moest ik denken aan een krokodil.
Toen we vanuit de Reeshof onderweg waren naar het dorp Udenhout, zei ik tegen papa en mama dat ik gegoogled had op de boomkikker. Papa vond dat reuze interessant. Mama was zoals wel vaker een beetje sacherijnig. Ze zat maar uit het autoraampje te kijken en ik vroeg me af of ze eigenlijk wel wist wat we gingen doen.

"Moeten we in deze rotzooi gaan wandelen?" snauwde ze toen ze het zompige bospad zag bij de parkeerplaats. "Och, dat valt wel mee, hoor," zei papa, en hij knipoogde even naar mij, "het enige wat er kan gebeuren is dat je schoenen nat worden, en dat is toch niet zo erg, schat?" Papa zegt altijd "schat" tegen mama, als ze op het punt staan ruzie te maken. Ik kruiste vlug mijn vingers. Gelukkig hield ze toen snel op met zeuren en stapte zwijgend het wandelpad op, op zoek naar de boomkikker.

We wandelden door de Brand en zagen van alles. We zagen joekels van eikenbomen, rijen populieren, het riviertje De Zandley, en we zagen aan de overkant van het water een ree staan grazen. Het dier zag ons staan, maar at heel rustig door. Maar boomkikkers zagen we niet. Die avond ging ik een beetje teleurgesteld naar bed. Papa en mama zaten als twee zombies voor de televisie een of andere suffe film te kijken en ze hadden het maar amper in de gaten dat ik ze welterusten wenste.
"Doei" zei ik tegen Thomas, en Thomas zei "doei" tegen mij.
Morgen moest ik weer naar school, erg genoeg.

Ik legde mijn hoofd op het groene kussenslaap, wat ik bij de Ikea laatst gekregen heb van mama. Ik keek tussen de spleetjes van mijn ogen door, gelukkig........mama had de lamp op de gang aangelaten. Ik verbeeldde me dat ik een ree was in De Brand en met grote sprongen door de wei sprong. Toen vielen mijn ogen dicht.


Hoofdstuk twee

KWAAK, KWAAK, klinkt het. Ik schrik en ben meteen klaarwakker. Ik wil roepen om mijn moeder, maar in plaats daarvan zeg ik:

KWAAK,
KWAAK!

KWAAK?

Ik Ben Een Boomkikker Geworden.
En weet je wat het gekste is....
Ik Vind Het Heel GEWOON!

Mijn lijf is zo groen als een granny en zo klein als twee vingerkootjes van een volwassen mens en ik heb vier zuignapjes aan mijn pootjes. Ik spring óp in de lucht om vliegen te vangen, en mijn ogen draaien alle kanten op en zien heel goed. Je weet maar nooit of ergens een reiger of een slang op je zit te loeren, en die hebben je zó opgegeten.
Ik heb broertjes en zusjes, een vader en een moeder en ooms en tantes. Die zijn wat groter dan wij, en ook wat groener. Mijn vader heeft een grote kwaakblaas en als hij begint te kwaken, kwaken mijn ooms mee en het is op twee kilometer afstand te horen. Onze familie, die heel officieel de familie Hyla Arborea heet, leeft op een jonge berkenboom vlak langs het wandelpad.

Soms komen er families langs met kleine kinderen. Ze zien ons niet, zo druk zijn ze met elkaar bezig. Maar soms komen er mensen met grote camera's en die zien ons wel, want ze hebben geduld en blijven rustig een uur zoeken tot ze ons hebben gevonden.
Heb je trouwens wel eens gezien hoe mooi onze ogen boven onze kop uit staan? Zo kun je heel veel zien zonder dat je je hoeft te bewegen. Als je zo'n ogen hebt, hoef je je niet moe te maken.
Mijn boomkikkermoeder, mijn zusjes en ik zonnen overdag meestal, met onze pootjes vastgezogen op de takjes van de berk. Soms oefenen we wat met kwaken, maar verder doen we niets, alleen BOOMKIKKER. Als we het te warm krijgen, zwemmen we een beetje in de kikkerpoel, die speciaal voor ons aangelegd is.

We zijn apart, we zijn sjiek, we worden verwend. Het helderste water is voor ons, zonder schaduw, zodat we kunnen spelen in de zon in het water. Wij zijn erg zonnig van aard en we vinden dat er niets gaat boven een goed leven.

Maar wat is dat?

"KWAAK, KWAAK," doet mijn boomkikkerpapa.
Het klinkt benauwd en het gekwaak wordt snel minder.
Ik zie nog net hoe boomkikkerpapa wordt opgeslokt door een dikke groene kikker, die bij ons in de poel leeft.
"PAPA," kwaak ik, maar het is al te laat.
De groene kikker hikt nog een keertje na en likt met zijn lange tong zijn dunne lippen af.
Mijn jongste broertje begint van schrik heel hard te kwaken. "HAP", klinkt het en ook mijn broertje verdwijnt in de muil van de groene kikker.
Mijn boomkikkermoeder is verstandig en springt met mij achter haar aan terug naar het kleine berkenboompje. Ik ben bang dat de groene kikker achter mij aankomt en zit te rillen van angst op mijn berkentakje.
"Stil maar kind," zegt mijn moeder. "Vergeet je eigen boomkikkervader nooit! Maar blijf er niet te lang bij stil staan dat ie opgegeten is. Met al zijn gekwaak heeft hij het er misschien ook wel een beetje naar gemaakt. De tijd gaat vooruit en je hebt gewoon geen kans als je op een steen gaat zitten treuren. Dan ben je helemaal een gemakkelijk hapje voor de reiger of de groene kikker en voor al die andere dieren, die niet vies zijn van een lekker boomkikkertje."

Tja, dat is nou typisch mijn boomkikkermoeder. Ze huilt grote tranen, die langzaam uit haar natte ogen te voorschijn komen. Dat duurt maar even, en daar speurt mijn boomkikkermoeder al weer rond naar allerlei lekkers. Boomkikkermoeder let ook beter op dan boomkikkervader ooit gedaan heeft.
Zo houdt ze het geheim van de boomkikkers heel goed bewaard, terwijl mijn vader met zijn grote mond meer reclame voor de soort heeft gemaakt. Als het aan mijn moeder lag, wist nog niemand dat er boomkikkers in De Brand zitten.

Hoofdstuk drie

Ik word wakker van mijn eigen gehuil. Ik vlieg uit bed en zwaai de slaapkamerdeur van mijn ouders open. "Oh papa, je bent dus niet dood?" roep ik keihard. Hee, ik kan weer roepen. Ik kijk om mij heen en zie mijn nachthemdje en voel aan mijn gezicht. Ik ben weer een gewoon meisje en dat is een heel fijn gevoel. Mijn blokjesbeugel heb ik nog in. Ik heb mensenogen en mensenhanden en geen zuignapjes meer. Ik ben weer gewoon Sofie.
"Sofie, wat is er toch aan de hand?' vraagt papa, die recht overeind in bed zit, zijn haren alle kanten op en zijn blauwe pyjama aan.
"Ik dacht dat jij een boomkikker was en dat je opgegeten was door een groene kikker," zeg ik heftig snikkend.
"Als jij maar weet, dat wij nooit meer naar die natte troep daar in Den Brand gaan kijken. Dat kind raakt er helemaal overstuur van," zegt mama met haar allergemeenste grijns.
Ik zeg niks meer. Voor de boomkikkers in De Brand is het wel zo handig als ze geheim blijven.

"Vooruit, Sofie," zegt papa, "jij gaat weer naar bed. Genoeg over die boomkikkers, je hebt wat veel fantasie en misschien heb je ook gewoon te veel gegeten, daar kun je ook naar van gaan dromen. Morgen moet je weer naar school toe."
"Ja papa," zeg ik heel braaf. "Ik houd van je", zeg ik er nog vlug bij. Hij trekt zijn wenkbrauwen heel even omhoog, maar hij knuffelt mij nog even heerlijk voordat ik weer in slaap val. Onder de dekens groet ik mijn boomkikkervriendjes in De Brand, met een slaperig: "Kwaak".