Dranksmokkelaars

  • Datering van de gebeurtenis: 1927-1928


Vijftien jaar lang van 1921 af tot 1936 mocht er geen sterke drank worden verkocht tijdens de kermis. Voor de alcoholsmokkelaars was het daarom noodzaak om iedereen tijdig van drank te voorzien.
Halverwege die jaren, in 1927, stond er een uitgebreid verslag van een ‘Tilburgse correspondent' in het Algemeen Handelsblad van 30 november, en drie dagen later in de Utrechtse krant ‘Het Centrum' over de Brabantse volkssport, een Tilburgse specialiteit.

Honderden liters alcohol en reukwater komen wekelijks de grens over!
De dranksmokkelhandel die in Brabant, speciaal van Tilburg uit, met België wordt gedreven is wezenlijk onrustbarend. Nu niet meer een enkel smokkelpartijtje, zoals voorheen, toen arme kleppers urenlang met zware lasten zout, door donkere nachten levensgevaarlijke tochten ondernamen, om 'n paar kwartjes te verdienen. Thans een steeds groeiende bende van tientallen, die gezamenlijk of op eigen risico, er op uittrekken om hoeveelheden van honderden liters per ‘toer' mee te brengen.
En ook niet meer uitsluitend baliekluivers die het ‘vak' beoefenen, en voor een vecht- of schietpartijtje niet bang zijn, om hun ‘vrachtje' te redden, maar zelfs ‘eerzame handwerkers', arbeiders, die op fabriek of werkplaats een behoorlijk weekloon verdienen. De beste graadmeter voor de omvang van het kwaad, - niet van de omzet', want die is honderdvoudig groter dan hetgeen de commiezen toevallig ‘aanhalen', - zijn de terechtzittingen van de Bredasche politierechter en het Bossche Hof. Daar hebben wekelijks vijftallen hun euveldaden te verantwoorden. In eerste instantie voor de Bredasche politierechter, die elke zitting ach en wee roept over de onaandoenlijkheid zijner smokkelcliënten. ‘Hoeveel weken gevangenisstraf ik jullie ook opleg, je komt iedere keer in nog groter getale terug! - hoorden wij hem onlangs klagen. Geen wonder, als men weet, wat aan het zaakje te verdienen is! Dan verkeerden die zoutsmokkelaartjes toch wel in een beklagenswaardige toestand! Maar over de ‘lucratieve uitkomsten' en het ‘afzetgebied' aanstonds meer. Eerst even een beeld uit het smokkelaarmilieu, zoals we dit dezer dagen geschilderd vonden in een ‘Kiekje uit de Rechtzaal', over het behandelde in hoger beroep voor het Bossche Hof.
Enkele grepen: De rechtbank te Breda had hoge straffen opgelegd, vandaar dat verdachten het er maar eens op waagden of ze er voor het Gerechtshof genadiger zouden afkomen. Maar daar was geen sprake van. Er komen steeds meer smokkelaars uit Tilburg, merkte de president op aan de eersten verdachte C. W. uit Tilburg. Bovendien, verdachte had ook de dienstdoende commies bedreigd door hem toe te voegen: ‘Kom maar eens in Tilburg als je durft, dan zal ik je eens klein maken.'
Daarna verschenen F. S., koopman, en A. v. H, schilder, uit Tilburg.
Deze laatste is volgens de commiezen de ergste smokkelaar van allen. Toch lijkt hij niet zo geslepen als zijn medeplichtige. Deze toch, die in drie strafzaken moest terecht staan, loog tegen de klippen op en zat niet met vlugge en geraffineerde antwoorden verlegen om de dans te kunnen ontspringen.
Verdachte A. v. U. beriep zich op werkloosheid en armoede.
Ja, maar daarom mag je nog niet stelen of smokkelen, aldus de president. Ik ben getrouwd, ik heb een gezin met zes kinderen, antwoordde verdachte. Ze moeten toch eten! Ik mag niet stelen en niet smokkelen, maar 't moet toch ergens vandaan komen om aan de kost te blijven!
Toen volgde er een half dozijn tegelijk, smokkelaars uit. Tilburg, die allen dezelfde uitvluchten hadden. Werkloosheid en armoede dreef hen tot smokkelen, maar ze zouden het nooit weer doen. Een tweetal had intussen weer werk gevonden.
Volgde F. S. uit Tilburg, een werkman, en van goede getuigen van zijn patroon en van de pastoor van zijn parochie voorzien. Hij was verleid geworden door de avonturen van andere smokkelaars en was bezweken voor de bekoring, dat hij 't toch ook eens een keertje moest wagen. Verdachte staat ook niet bekend als smokkelaar en beloofde, niet meer met smokkelaars te zullen optrekken. Uit nood behoefde hij niet te smokkelen, want hij had een behoorlijk arbeidsloon van ƒ 25 per week.
De eis viel wat genadiger uit, want ook de Rijksadvocaat wil het soort van smokkelaars onderscheiden.
Wel merkte de Rijksadvocaat op dat het niet gewenst is smokkelaars met geldboete te straffen, want daar geven ze niets om en 't is een premie stellen op de smokkelarij. Ze trekken er dan immers maar weer een nacht op uit en verdienen het dan dubbel en dwars terug wat hier als boete zou worden opgelegd. Daarom behoort gevangenisstraf op de smokkelaars te worden toegepast. Straffen van 14 dagen tot 1 maand gevangenisstraf zijn het lot van de delinquenten geworden. De Justitie pakt ze dus inderdaad niet zachtzinnig aan! Maar waarin schuilt nu eigenlijk het oorsprong? Hierin, dat het publiek, hier en elders een graag afnemer is van de smokkelwaar. De smokkelaars gaan van lieverlede dan ook niet meer voor ‘eigen risico' op mars, dus zonder vooraf te weten, of ze straks een afzetgebied zullen vinden. Ze denken er niet aan. Er wordt eerst, zoals de kruidenier en de slager dat plegen te doen, behoorlijk rond gegaan bij de klanten, die in hoofdzaak onder de ‘particulieren' worden aangetroffen, en die mee zorgen voor de ‘belangen' van vrienden of kennissen.
Deze ‘omroep' wordt voornamelijk vervuld door de vrouwen, die al precies weten in welke familie en op welke data, b.v. verjaringsfuifjes plaats vinden! En als ze dan 'n flinke bestelling hebban in jenever, brandewijn. cognac, Hulstkamp, kummel, triple-sec, Elixir d'Anvers en andere likeuren, benevens eau de cologne en verdere reukwateren, dan wordt de strooptocht, - meestal naar Poppel of Turnhout, - georganiseerd. Gewoonlijk met succes, want de bende is ingenieus en brutaal.
De buit eenmaal veilig binnen, belasten de vrouwen zich doorgaans met de aflevering. En ze zijn niet zelden ook erkentelijk jegens de ‘goede. klanten' Het volgende daarover is historisch. Een smokkelaarsvrouw brengt bezoek bij 'n afneemster:
‘Juffrouw, gij hét me al zooveul goeie klanten bezürgd, di ge mee Sienterklaas èk wel 'ns wè van mèn meugt hebben, 'n Fliénke flesch mee ‘pompei' (Pompeia), of van diéjen aanderen ruuk, net wè ge wilt.'
De ‘juffrouw' knikt genoeglijk en de goede Sint verrast haar dus dezer dagen met 'n ‘liter ruuk'. Van prima, onvervalste kwaliteit!
De voordelen, welke aan de smokkeltransacties verbonden zijn, mogen, zoals gezegd, voor beide partijen' niet onbelangrijk worden geacht. Vandaar de gretigheid, waarmede men elkaar ‘te vriend' houdt.
Met enkele cijfers moge ik dezen kant van de kwestie illustreren.
Jenever (1e soort) in behoorlijk gecapsuleerde flessen, voorzien van de originele etiketten van de distilleerderij ‘De Grauwe Hengst', firma Daniel de Visser en Zonen, Schiedam, kopen de smokkelaars in ad fr. 20 oftewel ƒ 1.40 per liter, verkoopsprijs ƒ 3; de gewone handelsprijs in de winkel bedraagt f 4.10. Iedereen kan nu uitrekenen, welk voordeel ‘leveranciers' en ‘consument' respectievelijk genieten. En zo is het met andere dranken en likeuren eveneens gesteld. Men oordele:
Hulstkamp ƒ 3.50, gewone prijs ƒ 4.50;
Franse brandewijn f 3 (p. L.), gewone prijs ƒ 5.50;
cognac (1 L.) ƒ 3, gewone prijs ƒ 5;
Triple sec (1 L.) ƒ 3, gewone prijs ƒ 6;
Kummel (| L.) ƒ 2.50, gewone prijs ƒ 4;
Elixir d'Anvers ƒ 3.50, gewone prijs ƒ 6;
Pompeia of Floramy (3/5 L.) ƒ 3.25.
Het winstpercentage van de smokkelaars is in al deze gevallen minstens even hoog, zo niet hoger dan bij de verkoop van jenever.
De voornaamste smokkeldag is de zondag. Dan trekken ze soms met 30, 40 personen, mannen en vrouwen per autobus via Goirle het Belgische eldorado binnen, om bij de firma de Jong te Poppel hun inkopen te doen. De mannen dragen speciaal vervaardigde vesten, met voor en achter elk zes zakken. Sommigen torsen daarbij bovendien jutezakken, een over de rug en een over de borst en dragen zodoende nog weer 24 liter mee!
En zo sluipen ze dan stiekem, als het donker wordt, op hun caoutchouc (rubberen) pantoffeltjes, langs ongebaande wegen, met honderden liters telkens, huiswaarts Deze hoeveelheid bijwijlen nog verdubbeld door alcohol van 90 % mee te voeren. Maar dan moeten de klanten zelf het water er ‘doorheen slaan', en dat schijnt in 't algemeen niet mee te vallen! Of de mannen van de wet, wier aantal gestaag vermeerdert, dan niet eens een inval kunnen doen? Want ze kennen hun ‘belagers' toch drommels goed! Geen kans! De dames en heren hebben zelf nooit 'n druppel in huis! 't Ligt alles opgeslagen in ‘entrepot'! Waar dat gevestigd is, weten alleen de ingewijden! 'n Typerende bijzonderheid ten slotte. De Tilburgsche kermis, begin September, ligt sedert enkele jaren ‘droog', d.w.z. gedurende die dagen is de verkoop van ‘sterke drank' in de koffiehuizen verboden, op straf van sluiting. De Brabander heeft echter graag zijn borreltje en dus wordt er tijdig thuis voorraad ingeslagen. Dat waren goede dagen voor onze smokkelaars! Echter, om te voorkomen, dat er ook nog gedurende de kermisdagen zelf smokkel- ongerechtigheden zouden worden gepleegd, hield de politie enkele dagen te voren, met de nodige vonnissen ter hand, een razzia en deed ze de meeste bendeleden in de Bredasche ‘paraplu' (koepelgevangenis) gezamenlijk kermis houden. 'n Strop voor hen, die in deze drooggelegde tijd, op de bijstand van de ‘dames en heren' hadden gerekend En dat waren er velen! Ziedaar !
Er wordt in de laatste maanden al sterker geklaagd over de vermindering van de accijnsinkomsten. Wie in deze streken eens rondneust, die hoeft van de oorzaak geen nadere verklaring.

Foto RAT-27624, uit de Brabantse Illustratie van 14 maart 1928:
De Oude Kerkstraat te Tilburg. Doordat er in dit straatje nogal smokkelaars wonen, hoofdzakelijk van gedistilleerd, zijn rijksambtenaren hier niet erg geliefd. Wat wel te begrijpen valt.