Tilburg in de krant tijdens de “Groote” Oorlog in 1914 (8)

terugkeer Belgische vluchtelingen

Nu Antwerpen in Duitse handen is, onder gezag van Gouverneur Von Boehm, schijnt de rust teruggekeerd te zijn en worden de Belgische vluchtelingen dringend opgeroepen om weer terug te keren naar hun woonplaatsen.
Menigeen geeft daar gehoor aan blijkens een mededeling van hetTilburgsch Comité voor de vluchtelingen in de Nieuwe Tilburgsche Courant van zondag 1 november 1914:

 

Belgische vluchtelingen.
Vele van de Belgische vluchtelingen zijn in den loop dezer week vertrokken, alhoewel het aantal van de alhier nog verblijvende vermoedelijk nog wel groot zal zijn.
Hoe groot het maximum is geweest dat Alhier van de vluchtelingen een of meer dagen is geweest, is niet bekend.
Het grootst aantal ingeschreven is geweest 9427. Bij de officieele telling van jl. Maandag waren er nog 4676 aanwezig, waarvan 1626 onbemiddeld.
Naar wij vernemen bestaat het voornemen e. k. Maandag wederom een telling te doen houden

Wel blijft, voor de achterblijvers, de mogelijkheid om via de krant oproepen te doen en doet het Tilburgs comité verdere mededelingen om de Belgen zoveel mogelijk tegemoet te komen in hun pogingen contact te zoeken met hun verwanten.

Ook uit de Nieuwe Tilburgsche Courant van zondag 1 november 1914:
Mededelingen van het Tilburgsch Comité voor de vluchtelingen.

Adressen.
Met medewerking van het Bureau van Bevolking is ons Comité thans in het bezit van een officieele lijst der alhier verblijf houdende Belgen, zoodat desgevraagde inlichtingen van heden af kunnen worden gegeven.

Geïnterneerde soldaten.
Aan ons Bureau is thans aangeplakt de lijst van de Belgische soldaten, welke in Assen, Gaasterland en Kampen zijn geïnterneerd. Deze lijsten zijn ook verkrijgbaar à 5 cent op verschillende plaatsen. 

Brieven naar België.
In aansluiting op het bericht in dit blad omtrent de zending van brieven naar Luik Namen, Brussel en Leuven, door tusschenkomst van het Ministerie van Buitenlandsche zaken, is ons gisteren door het Ministerie meegedeeld, dat op dezelfde wijze brieven naar Antwerpen kunnen worden verzonden.

Brieven afhalen.
Aan ons Bureau hoek Stationsstraat en Poststraat zijn brieven aangekomen voor Jozef Liungberg en Rosa Hollz.

Een dag eerder werd al een artikel geplaatst ten behoeve van de vluchtelingen. Hierin wordt hen de gelegenheid geboden om kosteloos via de krant informatie uit te wisselen met hun familieleden. Ook het ministerie van Buitenlandse zaken helpt een handje door de mogelijkheid te bieden brieven via het departement te versturen. 

Nieuwe Tilburgsche Courant zaterdag 31 oktober 1914

DE BELGISCHE VLUCHTELINGEN
Nu zich in onze stad en in de omgeving vele Belgische vluchtelingen bevinden wier familiën geheel uiteengerukt en verspreid zijn, bieden wij hun in ons blad kosteloos de gelegenheid aan ons inlichtingen omtrent familieleden te vragen en anderzijds om informatiën hen mede te deelen.
Mogelijk dat dit in de eerste dagen ertoe kan bijdragen om bloedverwanten terug te vinden.

Het ministerie van Buitenlandsche zaken brengt ter uwer kennis dat brieven bestemd voor personen te Luik, Brussel en omstreken, Leuven en Namen door tusschenkomst van genoemd departement kunnen worden verzonden. Zij moeten daartoe open worden aangeboden met ingesloten zegel van 5 cent Zij mogen volstrekt geen uitlatingen van politieken aard of mededeelingen over den oorlog bereiken. Echter niet van andere plaatsen.

Aan de andere kant snijdt het mes kennelijk van twee kanten door de gestegen oplage:

H. H. Adverteerders verzoeken wij beleefd, doch dringend,hunne annonces voor het nummer van morgen tijdig in te zenden.
Met het oog op de geweldige vermeerdering van onze oplage met duizenden exemplaren in de laatste weken zullen wij verplicht zijn, ten einde middags op tijd met onze expeditie gereed te zijn, alle groote advertenties, die na 10 uur binnenkomen, te moeten afwijzen.
De zeer uitgebreide verspreiding van ons blad, dat op het oogenblik in geheel centraal Brabant gelezen wordt — ook door duizenden Belgische vluchtelingen, die behoeften hebben aan zoo wat ieder artikel — biedt eene publiciteit, welke goud waard is.

De volgende twee berichten hebben niets met Tilburg van doen, zij het dan dat ze in de Tilburgse kranten verschenen, maar ik wilde deze toch aan de vergetelheid ontrukken:

Een opmerkelijk bericht over de opstelling van de Nederlandse regering is ook te lezen in de Nieuwe Tilburgsche Courant van zaterdag 31 oktober 1914: (Kom er vandaag de dag nog maar eens om zou ik zeggen!)

Belgische vluchtelingen.
Men meldt dat de Engelsche regeering aan onze regeering heeft aangeboden, bij te dragen in de kosten van het onderhoud der Belgische vluchtelingen tot een bedrag van 50.000 p.st. De Nederlandsche regeering heeft het aanbod met alle waardeering van de hand gewezen, omdat zij, nu zij de taak om de vluchtelingen te helpen,zelf op. zich had genomen, ook de kosten van die hulp zelf wenscht te dragen.
De Times bespreekt in de meest waardeerende bewoordingen het vluchtelingenvraagstuk, waarvoor Nederland zich geplaatst ziet, en stelt voor, nu de Nederlandsche regeering voor een geldelijke bijdrage heeft bedankt, een groot aantal der Belgische uitgewekenen naar Engeland over te brengen.
 

Hieronder het relaas van de oorlogscorrespondent van  “De Tijd” over de gevechten in het gebied aan de IJzer.
Het is een indringend verhaal waarbij we in het achterhoofd moeten houden dat deze manier van verslagleggen de enige mogelijkheid was om nieuws van het front te verslaan, afgezien van foto’s. Maar dat waren vaak geen actiefoto’s en gaven meestal alleen de (verschrikkelijke) gevolgen van bombardementen weer.
In het zondagsblad van de Tilburgsche Courant stonden wel tekeningen van de gevechten, zoals hiernaast is weergegeven over de val van Antwerpen.

Nieuwe Tilburgsche Courant en Tilburgsche Courant van zaterdag 31 oktober 1914 

Onder dagteekening van 26 Oct. bericht de oorlogscorrespondent van „De Tijd" M. uit de streek aan de IJzer. waarook thans nog de strijd woedt:
Neen, dat is geen oorlog meer, maar een door waanzin ingegeven slachting.
Duizenden gewonden strompelen met gebroken ledematen weg van het gevechtsterrein of liggen hoog „opgestapeld" in allerlei soort voertuigen, die in trieste processie noordwaarts trekken. Duizenden dooden liggen verspreid op de velden.
Ze worden niet meer begraven, er is geen tijd en er zijn geen menschen voor; wagens en artillerie, rijden over de ongelukkigen heen als vormden zij een hoop vuilnis. Niemand heeft op het oogenblik een flauw begrip van de ontzettende offers, die elk oogenblik vallen in den krankzinnigen strijd.
In de “Couronne" logeert en houdt zitting de generale staf en vandaar worden de orders gegeven en worden de duizenden versche troepen, die elk oogenblik aankomen, naar het gevechtsterrein gericht „We moeten winnen, we moeten vooruit?' is de algemeenen leus. Hoevele dooden er bij vallen, die overweging komt pas in de tweede plaats.
De straten hier te Ostende en de omliggende gemeenten zijn vol met gewonden, die haast niet gaan kunnen, die niet half voldoende verbonden zijn.
Alle ziekenhuizen en groote gebouwen liggen vol en voor de nieuw aangekomenen is geen plaats meer. Ze moeten maar zien hoe ze terecht komen en het koortsige lichaam maar laten rusten op een stoel in een café en de pijnen trachten te verdrijven met bier of wijn.
Gisterenmiddag ben ik de omstreken weer af geweest tot Leke en Middelkerke. Daar staat het Duitsche geschut, maar het werkt niet meer, de granaten kunnen slechts neerploffen in groepen waar Engelschen en Duitschers handgemeen zijn. Het is geen strijd meer van kanonnen, maar van bajonetten. De officieren drijven hun manschappen naar voren en met gevelde bajonet rukken ze in gesloten gelederen op de loopgraven der Engelschen aan, die hen in flegmatische kalmte, afwachten en hen dan als honden neerschieten. En als de lijken der Duitschers barricaden gevormd hebben, worden nieuwe troepen naar. voren gedreven om te trachten over hun makkers heen naar voren te komen. Naar Duinkerken en Calais moeten ze. Dat schijnt een ijzeren bevel, van hoogerhand gegeven en hetwelk de officieren tot waanzin drijft in het spelen met menschenlevens. En de mannen, die daar den dood tegemoet gaan, of zwaar gewond uit den strijd terugkeeren, ze zijn niet kwaad op de officieren, alles geschiedt immers ten beste van het vaderland.
Die troepen, die naar het front trekken, hebben alle kalmte verloren, De wegen en dorpen zijn door de bewoners verlaten en als de soldaten mij, den eenigen civilist, tegenkomen, vragen ze me niets, bemoeien zich niet met me,doen of ik niet besta.
En als ik me niet dikwijls op alle mogelijke wijzen achter boomen en in bermen van wegen beveilig, zouden ze me omverloopen of doodrijden, ware ik een stuk hout, dat in den weg ligt. Wie mij wel aanroepen en smeeken, dat zijn de honderden gewonden die zich langs den weg in de richting van Ostende voortsleepen en op mogelijke plaatsen zijn neergevallen. Ze jammeren mij toe, hen toch te helpen te verbinden, en drinken te geven of weg te voeren uit deze hel. Een paar heb ik in een woning gesleept en op bedden neergelegd, voor anderen ben ik melk of water uit de woningen gaan halen, voor de meesten kon ik echter, helaas, niets doen.
Op een plaats, ver van alle woningen verwijderd, vond ik een ongelukkige, wiens beide beenen zwaar waren gewond en hij kon niet verder van pijn. Hij smeekte mij hem wel te voeren, doch ik moest hem te kennen geven, dat ik zou trachten elders hulp te halen, maar op het oogenblik niets doen kon. Dan ziet hij mij woest aan, grijpt zijn geweer, en als ik, zijn bedoeling radende, wegvlucht, lost hij twee schoten op mij, zonder te treffen. Een eind verder keer ik mij om en zie hem achterover stil op den grond liggen. Ik beklim een hoog duin, waar ik een vergezicht heb. Achter Middelkerke werkte het Engelsche geschut. De lucht beeft en de honderden granaten, die elk minuut rond vliegen, vereenigen zich in hun sissend geluid tot een gezang, begeleid door het boem-boem van de ontploffingen, die hooge aardwolken doen opwaaien en op de plaatsen, waar ze tusschen de aanrukkende Duitschers neerkomen, wie weet hoeveel menschenlevens vernietigen. De Liniën der Duitschers zijn zeer gedund, als ze eindelijk bij de Engelsche loopgraven komen, die ik eerst ontdek als de Duitschers er tot op korten afstand van genaderd zijn en de Engelschen hen met geweervuur ontvangen.
Zulk een episode uit den strijd duurt betrekkelijk slechts kort, want reeds enkele oogenblikken later ziet men de gesloten groepen zich ontbinden en de mannen in veel geringer aantal terugtrekken uit de omgeving der moordkuilen.
Het Duitsche geschut achter mij davert slechts enkele malen, wanneer Engelsche colonnes komen opzetten om op hun beurt gevallen makkers in de loopgraven te vervangen.
Voortdurend zweeft boven het terrein een Fransche vliegmachine op aanzienlijke hoogte, soms in de wolken verdwijnende en op verras weer te voorschijn komend.
En terwijl het terrein bezaaid ligt met dooden en honderden ongelukkige gekwetsten, welke laatsten hier en daar uit dit doodenveld zijn terug gestrompeld, soms neervallend, dan zich verheffend, deelt ongetwijfeld de staf in de „Couronne” nieuwe bevelen uit aan versche troepen die den geheelen dag door aankomen en alle het consigne „voorwaarts" ontvangen. Ze moeten naar Calais.

Toen ik dit woeste beeld een uur aanschouwd had, trok ik door de duinen naar een binnenweg, die tot Leke loopt. 
Daar wilde ïk verder rijden, doch ik kon naast mijn fiets loopen, want elk oogenblik werd ik aangehouden door Duitschers die zich daar op alle mogelijke wijzen verscholen hadden in en achter woningen of in loopgraven, die zóó gunstig verborgen waren, dat ik hen eerst ontdekte, toen de soldaten eruit te voorschijn kwamen.
Soms echter slaagde ik er in een kilometertje te rijden en wist zoo Leke te bereiken. Ook hier is de streek geheel door de bevolking verlaten. Geheele dorpen trouwens zijn tot puinhoopen geworden.
In de buurt van Leke heerscht een verpestende lucht van lijken, maar gelukkig zijn talrijke marinematrozen nu bezig te begraven. Als waren het hoopjes vuil goed, zoo worden de ongelukkigen in de ondiepe kuilen geworpen. Er hing een ondraaglijke damp van brandende huizen en de scherpe, prikkelende lucht van kruit.

Des morgens hebben de Duitschers in deze streek voordeelen behaald en op verschillende plaatsen waren ze dan ook bezig de kanonnen te vervoeren en naar voren te plaatsen. Overigens gaat de strijd hier op en af. Dan eens dringen de Duitschers naar voren en een paar uur later moet ze weer terug. Bij Leke hadden de Duitschers reusachtige versterkingen gekregen; de strijd was, zoo zekerden zij me, gunstig geweest en de voorhoede vocht reeds drie kilometer van hier. Drie kilometer is niet ver, maar toch kon ik niets zien, wegens den kruit en rookdamp. Ik laat mijn fiets achter bij een ambulance, waarvan de leden, mannelijke en vrouwelijk, op heldhaftige wijze overal de gewonden weghalen, verbinden en dan weer.... laten loopen, of op den grond leggen, als ze niet loopen kunnen,
„Neen. mijnheer, zoo iets verschrikkelijks als ik de laatste dagen beleefde, heb ik me nooit kunnen indenken", verzekerde mij een bevende, betraande ambulancezuster.
Ik ga nog een kilometer naar voren en betreed een halfvernielde boerenhoeve, waar ik uit het dakraampje vaag een gedeelte van den roekeloozen strijd volgen kan. De geheele omtrek ligt bezaaid met dooden en gewonden. Zoo nu en dan steekt er een hoofd bovenuit van een, die zich oprichten wil, maar weer achterover neervalt. En vóór me in kruitdamp gehuld, hetzelfde beeld, dat ik van de vooruitrukkende, Duitsche colonnes, in de duinen bij Middelkerke aanschouwde. Bestookt door granaten en later door het geweervuur der Engelschen, en wijd verspreide, uit elkaar gedreven groepjes, waarvan er overal bezwijken of wegvluchten van den dood. Zoo nu en dan valt in mijn nabijheid een granaat neer,komende uit westelijke richting; zij doet me gelooven, dat de Duitschers hier ook van uit de richting Nieuwpoort bestookt worden.

Dan verlaat ik de schuilplaats,die me te gevaarlijk wordt en trek den weg weer op naar de ambulance, dikwijlsnog opgeschrikt door het woest geweld van een neerkomende granaat.

Op mijn weg komen mij drommen nieuwe troepen tegemoet en de mannen hebben koortsig fonkelende oogen. Woest word ik door een paar hunner enkele malen aangegrepen met een kracht, dat mijn armen er pijn van deden en mij wordt gevraagd wie ik ben. Ik haal een paar papieren Ie voorschijn, die ze niet lezen maar na een vluchtigen blik op de talrijke Duitsche stempels, laten ze mij los zonder verder iets te zeggen.
Ik vat een paar spelden en plak twee van de stempelplakkaten op mijn jas. Dan wordt ik niet meer aangehouden, ofschoon ik nog duizenden soldaten voorbij zag gaan.

Tot zover mijn relaas over de Groote oorlog in de Tilburgse kranten van 1914

Henk van Mierlo

Nuenen

Afbeeldingen uit de Tilburgsche Courant: terugkeer van Belgische vluchtelingen en impressie van de val van Antwerpen.

Tilburg Wiki

Media