Missieweek

Een 'stijlvolle' preek over 'de missie' op 't Goirke. In die dagen hadden we in onze parochie een volksmissie. Dan luidt als een noodklok voor de ziel elke avond de zondaarsklok. De ramen van de kerk zijn op een ongewoon uur verlicht. Schaars maar, want er is geen enkele dienst; alleen een preek met een een kort gebed als sluiting. De paters hielden kennelijk van een vaag doorschemerd donker. Misschien om meer vat te hebben op de luisteraars. Onder het halfduister van het klankbord zagen wij de predikant staan. Alleen de bovenhelft van het lichaam was zichtbaar. Op het zwart van de toog, een beetje glimmend het grote kruis, scheef in de plooien van het habijt dat op die plaats was losgeknoopt. Een beetje hoger het wit van de boord en daarboven de bleke vlam van zijn indrukwekkende gezicht. Voor hij begon met zijn sermoen en terwijl het gekuch in de kerk bedaarde, nam hij uit de borstzak van zijn toog zijn horloge, maakte het van de ketting los en legde het met behoedzame vingers naast zich neer. Toen hij plechtig een groot kruisteken maakte was het kerkvolk verwachtingsvol muisstil. En daar klonk dan zijn welluidende stem.In de aanvang heel rustig, maar al gauw werd ze meer bewogen, er kwam vervoering in, ze steeg, ze stuwde naar de gewelven op en sloeg de echo's los die bleven hangen boven de hoofden in de stampvolle kerk, waarin bank aan bank mensen zaten en weinig op hun gemak waren voor de afschildering der afschuwelijkheijd van hun zonden. Vooral die tegen het zesde en negende gebod en voor de vreselijke straffen die hun ooit te wachten stonden..... Toen deed de pater iets wat vele predikanten doen als zij op een hoogtepunt in hun preek zijn gekomen. Hij nam zijn zakdoek, vouwde die rustig open en snoot keihard, met lange tussenpozen, drie keer zijn neus. Het leken drie langgerekte geweerschoten die uit alle hoeken weerkaatsten. Hij verdiepte zich zichtbaar in het eigenaardige genoegen dat een predikant in zulke ogenblikken moet smaken.Het geluid en de handeling kon op zichzelf nog zo komisch zijn, er was niemand die zelfs maar dacht aan iets grappigs; het werd in diepe ernst gezien en aangehoord. Toen liet de spreker in gespannen aandacht toezien hoe hij kalm zijn zakdoek vouwde en in zijn linkermoeuw schoof.              

De eerste avond werd er gepreekt over de vier uitersten; dood oordeel, hel en hemel. Wij, verblinden, gaven ons slechts over aan de genoegens dezer wereld, in plaats van onophoudelijk op onze hoede te zijn voor de voortdurende bedreiging van de dood. Het woord dood kreeg steeds beklemtoning in de hoogte. Het was alsof het opsprong naar de gewelven hoog boven ons. Sommige keken angstig naar boven of in het gewelf niet een steen losraakte door de donderpreek, waarna het hele metselwerk naar beneden kwam om ons te verpletteren. Zoiets was in een andere woonplaats die hij en zijn medebroeders daar gaven, al eens gebeurd. Niet in de kerk evenwel maar in de kelder van een pleziercentrum, waar honderden jongeren zich overgaven aan zondig vermaak. Van de vreselijkheid der straffen hadden wij niet het juiste begrip. Van de eeuwigheid hadden wij geen denkbeeld. Maar de levendige verbeeldingskracht van de predikant kwan ons daarbij te hulp. Al het werelds lijden sinds de aanvang van het mensdom, alle ooit geleden lichamelijke pijnen, ziekte folteringen, marteling en vervolging, heel dat onvoorstelbaar miljardenvoudig lijden, is nog maar een deel van wat één verdoemde in de hel verwachten kan. In kracht van de afschildering bleef het beeld van de hemel ver achter bij dat van het eeuwige vuur.

En, na de avondpreek, gingen wij in het donker haastig en stil naar huis. Je hoorde geschuifel van schoenen en klompen, maar niemand sprak een woord............. Ik was een jongen op de basisschool en vroeg, naast mijn broer in ons bedje gelegen, mezelf zachtjes af of ik toch nog wel misdienaar wilde blijven.

Wij hadden op 't Goirke lange tijd de goeie pastoor Walter van Beurden, die springend op de preekstoel stond en er soms stukken vanaf leek te slaan in het vuur van zijn betoog.Maar geen parochiaan die één kwaad woord wou horen over deze met de armen begane man, die letterlijk het hemd van zijn lijf weg gaf. Bertha Kwakman, zijn huishoudster moest elke week naar de Besterdse markt voor nieuwe. De pastoor zei over de preek van de paters iets over een korreltje zout...........