TINUS DEN DOFFER

Hij zit bovenop de muur die de begrenzing is tussen de tuin en de straat. Bijna altijd als ik bezig ben in de tuin van het fratershuis zit hij een paar meter van mij vandaan. Alsof hij de opzichter is van de werkzaamheden. Maar in weet intussen al lang dat ie zit te azen of bij 't werk iets in zicht komt dat hij lekker vind. Want Tinus is een ouwe taaie die liever lui is dan moe. Zijn naam kreeg hij door dom te doen toen hem door mijn vrouw Betsie in een blikje wat zaad werd aangeboden. Efkes werd hij weer snel als van ouds, maar juist daardoor vloog hij tegen het blikje aan waardoor de inhoud in het gazon belandde. Bij dommigheden zei Betsie tegen de veroorzaker soms: "wé bende toch unne tinus." Zo kwam de doffer aan zijn naam. Volgens frater Frans was de doffer de laatste nazaat van een vol hok dat aan Harrie Mommers toebehoorde. Naast de inrijpoort stond jarenlang inderdaad een groot duivenhuis. Tinus was als laatste blijven hangen toen het duivenkot na het overlijden van Harrie werd afgebroken. De enige nog levende duif op de tuin had geen oog meer voor de rond de kerk zwervende duivinnen. Hij had voor een slaapplaats onderdak gevonden op een plank in de voormalige bijenstal en scharrelde zijn kostje bij elkaar in de nabije omgeving. Hij hield mij gezelschap tijdens de uren dat ik daar bezig was. Hij was een stille toeschouwer en was zelfs het koeren al verleerd. De tuin was een walhalla voor gevogelte van allerlei slag. Ook een aantal verwilderde soortgenoten maakte daarvan deel uit. Maar ook voor die zwervers had Tinus geen aandacht meer.

Toen mijn maatje en der kinderen moeder en oma in 1999 overleden was had de ouwe duif het een tijdje minder gemakkelijk om aan de kost te komen. Enkele maanden liet ik de tuin voor wat die was, terwijl het verblijf daar toch meestal erg positief op mijn humeur werkte. Door mijn absentie werd ook Tinus aan zichzelf overgelaten. Toen ik wat later op aandringen van enkele fratervrienden weer meer actief werd in den hof, merkte ik op geen enkele manier dat kameraad Tinus uit balans was. Al op mijn eerste nieuwe dag zat hij weer op zijn vertrouwde plekske. Hij leek wel wat grijzer, maar dat was ik intussen ook.

Toen al hing boven de hoofden van de bewoners de dreiging van sluiting van het huis.Dat zou daadwerkelijk gaan gebeuren aan het einde van het jaar. Voor hen een nachtmerrie en voor mij een kink in de kabel van ontspanning. Ik had gedacht mezelf weer terug te vinden in het Filiaal van het Aards Paradijs zoals ooit een bezoeker de tuin noemde. Maar het huis ging op de geplande datum dicht. Mijn pogingen om vrijwilligerswerk te blijven doen voor de nieuwe eigenaar liepen op niets uit. Er waren na verkoop andere plannen met het huis en de grond. In dat plaatje was voor mij geen plaats. En Tinus ? Die heeft niet veel later alle hoop laten varen; ik vond hem dood op zijn plekje in de bijenstal. Een kameraad die nooit wat zei, maar er bijna altijd was. Ik heb hem begraven aan de voet van een andere goede vriend van me. De grote rode beuk, Fagus Silvatica, in de hoek van die dierbare tuin. De beuk is ongeveer van mijn leeftijd. Tot op de dag van vandaag ga ik, als ik onderweg ben, bij hem langs. Om hem nog eens te zien ; gegroet Fagus! Hoi Graotoom, ben d'r wir.....