Oorlogsherinneringen (3)

Levensmiddelen

Levensmiddelen en andere levensbehoeften waren schaars. Alles was op de bon.

Iedere man, vrouw en kind had een “Distributiestamkaart” met daarop bonnen voor levensmiddelen, textile, schoenen etc. Zonder bon kreeg je niets. Onderduikers (piloten of mensen uit het verzet) hadden geen stamkaart, kregen geen bonnen en dus ook geen levensmiddelen etc.

Alles was mondjesmaat en van slechte kwaliteit. SURROGAAT! Thee?  Niks thee, tabletjes die in heet water opgelost werden. Santé was de naam ervan. Daar hadden wij ook een deuntje opgemaakt: O, wee santé met de mik-mak mee, o,wee santé Koffie was van hetzelfde laken een pak, niet te drinken. Melk werd vervangen door melkpoeder; dat heette Melba. Dan had je ook nog Rona melkpoeder met chocolade smaak. Je had ook nog taptemelk in flessen, ook wel ondermelk genoemd. Het zag eruit als blauw water. Echte boter was alleen op de zwarte markt te krijgen. Wij hadden KNEUT een zeer slechte kwaliteit margarine.

Buitenlandse artikelen waren niet te koop: koffie thee rijst citroenen meloenen, sinaasappelen druiven en pinda’s bananen mandarijnen enz. Geen tabak geen alcohol. Ja wat was er eigenlijk wel?      Armoede dat was er genoeg. De naaisters en kleermakers hadden het druk. Niet met kleding maken, maar met kleding vermaken en repareren. Iedereen liet zijn armoede thuisen wilde er netjes uitzien. Een groot verschil met deze tijd, ruim 70 jaren later, want nu zijn er mensen die veel geld betalen voor een spijkerbroek met grote gaten in de knieën. Schoenen die te klein waren, daarvan werden de neuzen weg gesneden.Men droeg schoenen met houten zolen of nog vaker klompen.

In de winter was dat fijn voor de kinderen, want als het gevroren had werden er glijbanen gemaakt en je kon nergens zo goed en zo hard glijden dan met houten klompen aan. In Tilburg noemden ze glijbanen, slibberbanen. Wij slibberde en werden soms door stoute jongetjes gekakhield. Kakhielen was achter iemand aanslibberen en dan en dan met een voet tegen de hielen van de voorganger stoten zodat die tuimelde.

Die koude winters brachten voor de kinderen onbezorgde dagen mee als ze van sneeuw en ijs konden genieten. De ouders hadden meer zorgen. Het huis verwarmen en eten koken waren moeilijke taken. Op de keukenkachel,  waarin zowat alles gestookt werd wat brandbaar was omdat de kolen ook heel erg schaars waren, werd gekookt en er stond altijd een keteltje water op, om zodoende altijd warm water te hebben.Als de kachel brandde, werden op het vuur wat natte kranten gelegd om het vuur te temperen en het zodoende wat langer te laten branden. Er was maar een paar uur gas per dag beschikbaar. Ja, en wat doe je, als je drie sneetjes brood hebt en slechts 1 ei? Mijn moeder loste dat goed op.Ze klutste het ei deed dat in een koekenpan en maakte er een pannenkoekje van. Dat werd verdeeld over drie boterhammen. Maar hoe vindingrijk de mensen ook waren en over het algemeen eensgezind en behulpzaam voor elkaar, de winkels bleven leeg.