Groeten uit Berkel-Enschot: de schrijver en het dorp

In september en oktober 2019 organiseerden Stichting Straat, Stadsmuseum Tilburg en Factorium Podiumkunsten een cultureel evenement in Berkel-Enschot. Met o.a. excursies, een expositie, een eigentijdse weergave van het vroegere processietapijt, dagen over de 'waarde van het bewaren' en een slotweekend met optredens door het hele dorp.

De vroegere kegelbanen in De Druiventros, n.a.v. het interview met Ad Mutsaers en dochter Janny

In het kader van dit evenement werd door Stadsmuseum het boek Groeten uit Berkel-Enschot uitgegeven met daarin als hoofdmoot 22 interviews met bewoners. Petra Robben en ondergetekende spraken 'autochtone' inwoners, ondernemers, kinderen, import, een oud-onderwijzer, horeca-mensen, een oud-brandweerman, een oud-burgemeester, personen van boerenafkomst en figuren die zich inzetten voor het culturele en maatschappelijke leven in Berkel-Enschot.

Ik kan hier alleen spreken over de twaalf ontmoetingen die ik had, overigens op één uitzondering na ten huize van de geportretteerden. Uiteraard waren alle gespreksresultaten anders, omdat mijn gesprekspartners allemaal totaal verschillend waren. Daar wil ik hier niet over uitweiden en laat ik de betreffende teksten in het boek voor zich spreken. Wat mij vooral tijdens de gesprekken opviel en wat niet als zodanig in het boek beschreven is, waren de overeenkomsten. Vrijwel iedereen roemde de rust en ruimte in Berkel-Enschot. Iets wat mij als stedeling (Tilburg!) ook al was opgevallen. De meesten durfden ook wel kritiekpunten te noemen, met ook hier terugkerende thema's: op nr.1 het gemis van een echt dorpshart (Ons Koningsoord wordt niet als zodanig erkend) en op nr.2 dat er weinig te beleven is qua openbare activiteiten.

Toch was er één overeenkomst die me het meest is bijgebleven. Iets waarin het dorp zich mijns inziens onderscheidt van de stad. Daarvoor moet ik even iets inleiden. Als ik iemand gesproken had, liet ik diegene altijd de tekst lezen die ik naar aanleiding van het gesprek had samengesteld. Met het verzoek om correcties en andere opmerkingen aan mij door te geven. Ik ben inmiddels aardig wat boeken omtrent Tilburgse straten en stadsdelen verder, en de ervaring was altijd dat het aantal correcties minimaal tot beperkt was.

Maar niet in Berkel-Enschot! Nooit heb ik zoveel moeten aanpassen. Want 'dat' hadden ze helemaal niet gezegd. Of ik het iets genuanceerder kon opschrijven? Dat ze toch liever hadden dat ik 'dit' en 'dat' niet vermeldde. Dat niet iedereen hoefde te weten hoe iemand over het een en ander dacht. Dat een naam toch geschrapt moest worden. Of ik, als ik de ene persoon noemde, ook de zes andere betrokkenen met naam wilde vermelden...

Tijdens het corrigeren van de teksten drong het pas tot me door: Berkel-Enschot is een dorp! En dat betekent dat veel dorpelingen elkaar direct of indirect kennen. Dat veel van die dorpelingen afhankelijk van elkaar zijn of op enigerlei wijze met elkaar te maken hebben; als middenstander, als klant, als lid van de vereniging, als collega, tussen de andere ouders op het schoolplein, als buren of als kerkbezoeker...

Dat was het meest overtuigende onderscheid met de stad waarin ik altijd actief was. Daar waar anonimiteit nog in milde of soms wrange vorm bestaat. Daar waar roddel en achterklap tot kunst is verheven. Daar waar niemand elkaar nog lijkt te kennen. Berkel-Enschot en haar inwoners hadden me meer gebracht dan ik vooraf had kunnen bedenken: het inzicht dat wij in die stad heel wat minder met elkaar te maken hebben. Daar had ik graag een boel tekstcorrecties voor over.

 

Berry van Oudheusden

Alle rechten voorbehouden

Media