Een vader met een lintje (Ad Spaninks)

Sporen van de NS Hoofdwerkplaats

‘Mijn vader begon als hulpbankwerker bij de Hoofdwerkplaats nadat hij eerst bij een garage en bij de Trappistenbrouwerij had gewerkt,’ vertelt Ad Spaninks. Zijn vader is Jan Spaninks, geboren in 1930 en inmiddels overleden. Jan gaat in de jaren ‘50 vanuit de werkplaats in Tilburg naar de werkplaats in Haarlem om daar een cursus lassen te volgen. Hij verblijft daar doordeweeks in een pension, zijn vrouw blijft in Tilburg. ‘In die tijd was er woningnood,’ zegt Ad. ‘Ze konden in Haarlem geen woning krijgen en omdat mijn ouders gezinsuitbreiding verwachtten, vroeg mijn vader om overplaatsing naar Tilburg.’

Ad Spaninks foto1 - vader.jpg

Jan blijft zo’n vijftien jaar lasser. Hij doet mee aan laswedstrijden waaraan lassers van bedrijven uit heel Nederland deelnemen. Twee keer eindigt hij als beste lasser!
‘Mijn vader kon alles maken, uit zijn hoofd, van een voorbeeld en van een ontwerp. Wij, zijn kinderen, maakten een tekening en gaven die aan hem met de vraag of hij dat voor ons kon lassen. “Alles kan,” zei hij dan. Zo laste hij voor mij en mijn vrouw een tuinhek, een bedframe, een zevenarmige kandelaar, en nog veel meer. Hij leverde altijd werk van hoogstaande kwaliteit.’
 
Toch blijft hij geen lasser, hij gaat aan de slag als tijdopnemer. ‘Dat hield in dat hij binnen de werkplaats de tijd opnam die medewerkers aan een klus besteedden. Hij vond dat niet altijd even prettig, zeker niet als hij op zijn vroegere afdeling moest zijn. Dat vertelde hij thuis wel. Het was altijd een evenwicht zoeken tussen het belang van zijn (oud)collega’s en het belang van de leiding van de werkplaats.’

Tijdschrijver blijft hij niet lang. Jan vervolgt zijn loopbaan als projectleider. ‘Hij was onder meer projectleider bij verbouwingen van de wagenmakerij en de lochal. Maar ook bij de grote revisieklus van de Haagse trams had hij de leiding van het project. Daarnaast gaf hij ook avondcursussen lassen in Oirschot,’ zegt Ad. ‘Een docent aan mijn lerarenopleiding kreeg nog les van hem. En natuurlijk bleef hij lassen op de hobbyclub. Ik ging wel met hem mee.  Toch heb ik er niet mijn beroep van gemaakt, ik ben leraar wiskunde en natuurkunde, maar een broer van mij begint nu, op zijn vijftigste, bankwerken te leren.’

Als Jan veertig jaar in dienst is krijgt hij een lintje voor zijn lange dienstverband én het vele werk dat hij doet als vrijwilliger. Dat lintje ontvangt hij in Utrecht en dat stoort de burgemeester van Tilburg een beetje. Jan is apetrots als zijn zoon Ad jaren later ook een lintje krijgt voor zijn vrijwilligerswerk.

Ad vertelt dat hij en zijn drie broers en een zus best wel wat meekrijgen van het werk van hun vader. ‘Toen mijn vader een kantoorbaan kreeg, moest hij voor zijn werk vaak typen. En dat kon hij alleen met twee vingers. Omdat ik in de zesde klas mijn typediploma gehaald had vroeg hij mij om de rapportages uit te tikken voor hem. Na zijn pensionering ging hij rondleidingen geven op de Hoofdwerkplaats, wij gingen dan wel mee.’  

Zoals veel NS medewerkers heeft Jan geen rijbewijs. Medewerkers en hun gezin kunnen vrij reizen, in de Benelux. En voor een prikkie naar het buitenland. Na zijn promotie reist het hele gezin zelfs eerste klas. ‘Dat vrije reizen was voor ons geweldig,’ zegt Ad tot slot. ‘Als we ons op een vrije dag verveelden gingen we naar het station en pakten de eerste trein. We spraken dan bijvoorbeeld af bij het vijfde station uit te stappen en daar de eerstvolgende trein te pakken. Zo heb ik veel gezien van Nederland.’

Dit verhaal is onderdeel van het project 'Sporen van de NS Hoofdwerkplaats: Samen verzamelen voor de Stadscollectie Tilburg'. Met dank aan Dienie Biemans, Tekstbureau Theo van Etten en Co-Cultuur/Leonie Wingen voor het afnemen van de interviews en optekenen van de verhalen. De foto in het TijdLab is gemaakt door Jonas van Son.

Het project is mede mogelijk gemaakt door het Fonds voor Cultuurparticipatie en Fonds Erfgoed Tilburg.

 

Alle rechten voorbehouden

Media