Het door een oude lekkage aangetaste prentje staat achteloos in de kast tussen enkele andere bidprentjes en voorwerpen van overledenen. Ernaast ligt een verfrommelde rouwkaart met een sierlijke vis erop. Het ‘altaartje’ in de verweerde houten kast wordt opgeleukt door vrolijk serviesgoed. “Ik ben niet zo van de kaarsen en de rituelen,” licht Riëtte toe. “Dood is dood. Ik gooi die prentjes gewoon in de kast en om de zoveel tijd zet ik ze weer een keer netjes recht. Dat kan toch ook gewoon?”
Achter het bidprentje van haar vader blijkt een bijzonder verhaal schuil te gaan. Bijna tachtig jaar oud en al een jaar flink ziek, overleed hij in 2014 na euthanasie. Een bijzondere ervaring vond Riëtte dat: “We deden er niet raar over. Sterker nog, wij hebben heel wat afgelachen, zelfs aan zijn sterfbed. Mijn vader was ook gewoon een aparte man. Een paar uur voor zijn dood liet hij ons nog stro halen dat wij in zijn kist moesten leggen.”
‘Humor helpt je omgaan met de dood.’
Die humor is kenmerkend voor haar. “Geërfd van mijn moeder, zij is een heel sterke vrouw. Binnen onze familie houden we wel van morbide humor. Het helpt je omgaan met de dood.” Vader Arnold kampte tijdens zijn leven met een drankprobleem, wat zijn weerslag had op het gezin. Hij was eigenzinnig, raakte daardoor zijn baan bij de overheid kwijt en daarmee waarschijnlijk ook zijn trots. “Aardig gevonden worden, dat kende hij niet. Tegelijk was hij jaloers op mijn moeder, want die had alleen maar vrienden. Dat schuurde nogal binnen ons gezin. Als puber negeerde ik hem vaak maar juist daardoor werd hij weer pissig. Hij was overigens niet een alcoholist die sloeg of schreeuwde hoor, hij werd gewoon heel vervelend.”
Riëtte zegt dat haar moeder een belangrijke rol heeft gespeeld in de omgang met de situatie: “Zij was met mijn vader getrouwd in voor- en tegenspoed. Het alcoholisme zag zij als een ziekte, niet als iets verwijtbaars. Zo zie ik het nu ook. Hij was gewoon depressief maar ik snapte dat niet omdat het binnen ons gezin niet helemaal duidelijk was. En ik was destijds natuurlijk vooral met mezelf bezig.”
‘Misschien ben ik ondanks alles toch wel trots op hem.’
Op het bidprentje staat ‘Arnold - papa – opa’. “Als ik boos op mijn vader was noemde ik hem Arnold en ik heb hem vaak zo genoemd. Maar tijd heelt alle wonden.” Het overlijden van Riëttes vader was de afsluiting van een bijzondere periode, zegt ze. “Juist door zo’n jaar van rust kon ik hem vergeven. Volgens mijn moeder had hij ons (vooral mijn oudste broer en mij) wel geschaad, maar misschien ben ik ondanks alles toch wel trots op hem. We benoemen vaak dat het zo jammer is dat het zo moest lopen. Uiteindelijk speelt er bij veel mensen iets, maar wat heb je eraan om dat te veroordelen? Je kunt beter vooruitkijken.
Tenslotte vroeg mijn moeder mij om de tekst voor zijn bidprentje te schrijven. Daar zag ik zó tegenop want ik had niet zoveel liefs over mijn vader te melden … Toen ben ik er toch maar aan begonnen en heb vervolgens enorm zitten huilen…
Maar zijn overlijden, dat was eigenlijk ook weer heel grappig. Op zijn sterfbed pakte ik zijn hand in de hoop dat hij dat ook bij mij deed. Dat zie je immers altijd in films, haha. Vervolgens drukt hij ons op het hart om een bepaald stuk grond vooral niet aan de buren te verkopen! Ik denk: waar maak jij je druk om? Tegelijk is dat het trieste eraan. Dat hij zelf zo weinig meekreeg van het gezinsgebeuren.“
Op de dag van de begrafenis wordt Arnolds lichaam in een door zijn zoon gemaakte kist per bestelwagen naar het kerkhof vervoerd. Daarachter loopt de familie. Op de kist is dezelfde vis gegraveerd die ook de rouwkaart siert. Riëtte: “Die is door mijn neefje – destijds een fanatiek graffitispuiter – ontworpen. Binnen de familie steggelen we nog steeds over wat voor vis het eigenlijk is, haha. Maar die uitvaart was een mooi en tegelijk een bijzonder gezicht, zoals wij door dat dorp liepen. Uiteindelijk is mijn vader als katholiek nog op een protestants kerkhof begraven ook.” Met kerstmis 2022 duikt de vis opnieuw op als Riëtte voor haar familie 22 leren boekjes maakt met dezelfde afbeelding. Waarmee ze alsnog een tastbaar eerbetoon aan haar vader geeft.
“Als ik zelf ooit ga? Dat zal een afscheid met een glimlach worden,” besluit ze.
Het TijdLab (De Bibliotheek LocHal en Stadsmuseum Tilburg) doet onderzoek naar immaterieel erfgoed van inwoners van Tilburg, Berkel-Enschot, Udenhout en Biezenmortel. Bovenstaande tekst en foto's zijn onderdelen van het programma ‘Deze en gene zijde’, over dood en rouwcultuur. Stadsmuseum Tilburg registreert het erfgoed door de verhalen te bewaren in deze website. Regionaal Archief Tilburg bewaart de foto's in de Beeldbank.
De foto's zijn van Maria van der Heyden; de interviews zijn geschreven door Theo van Etten.