Gerrit Mommers ging als Kajotter naar Afrika

Ervaringen voor het leven

Gerrit Mommers (93) werkte als jongeman vier jaar in Afrika. Een periode die hem beïnvloed heeft voor het leven. Hoe kan het anders als je zijn avontuurlijke verhalen hoort en in zijn appartement in Het Laar zijn bonte verzameling van slangenhuiden, nijlpaardtanden en houtsnijwerk bekijkt.

Gerrit werkt samen met een man uit het dorp aan een elektromotor

In ’52 ging Gerrit in militaire dienst. Daar viel zijn oog op een krantje van de Paters van de Rooi Harten. Die hadden een post in Nieuw Guinea, waar ze een tractor hadden gekregen, die meteen kapot ging. “Ik liet de paters weten dat ik wel daarnaar toe wilde om de tractor te maken. ‘Dat is goed’ zeiden ze, ‘maar dan moet je wel broeder worden.’ Maar dat wilde ik niet.”

Zijn lidmaatschap van de Katholieke Arbeidersjeugd, ook wel de Kajotters genoemd, bood uitkomst. Die zonden jongeren uit naar Afrika. Gerrit kon vervroegd zijn diploma voor elektricien halen, doorstond een strenge selectie en werd in hetzelfde jaar nog uitgezonden. Het zou een periode worden van twee jaar in Kaengese in Tanganika (het huidige Tanzania) De Kajotters bouwden in Kigoma met de Witte Paters op een hoger gelegen stuk grond een patershuis en een school, dichtbij het Tanganikameer. Het huidige huis en de school lagen erg laag waardoor er veel malaria was.

Na afloop kwam Gerrit weer in Nederland en bouwde twee jaar aan een melkfabriek in Riel. Maar het bloed kroop waar het niet gaan kan, hij wilde nog een keer naar Afrika. Hij vertrok naar Kawambwa in Noord-Rhodesië (het huidige Zambia). Gerrit, inmiddels een zeer ervaren elektricien, kwam daar op een missiepost van Canadese paters en werd teamleider. Ze bouwden samen met de lokale bevolking aan schoolgebouwen voor meisjes en blinden, zodat de afrikanen ook alle kneepjes van het vak leerden. Gerrit was veel onderweg om materiaal te halen voor de bouw. Met zijn truck kwam hij overal. “Ik reed dorpjes in waar ze nog nooit een blanke hadden gezien. Iedereen vluchtte weg toen ze me zagen. Ik riep ‘Hodi hodi’, dat betekent ‘Hier ben ik’ in het Swahili. Schoorvoetend kwamen ze dan dichterbij. De vrouwen, met hun baby’s op de rug, duwden de voetjes van hun baby tegen de truck, ik snapte daar niets van. Later begreep ik van de paters dat ze dat deden uit bijgeloof, opdat hun kind ook snel zou worden.”

Gerrit had intussen een filmcamera gekocht. Daar werd een nieuwe hobby geboren. Hij bestelde de lege films in Zuid-Afrika en filmde tussendoor urenlang alle werkzaamheden van de bouw. Eenmaal in Nederland monteerde hij de beste scenes, zette er een geluidsspoor met muziek en een met commentaarstem onder, die vertelde wat er gebouwd werd. Zo maakte hij twee films van elk een half uur die nauwgezet lieten zien hoe de Kajotters op de missieposten van de grond af kerken, scholen en andere gebouwen bouwden. Hoe bomen werden gekapt en tot timmerhout verwerkt, hoe van termietenheuvels en modder in zelfgebouwde veldovens stenen werden gebakken en hoe ze tot op 80 meter diepte boorden om met een zelfgebouwde elektrische pomp water op te pompen. Toen de scholen eenmaal klaar waren filmde hij hoe de meisjes en de blinden werden opgeleid. Gerrit werd nadien nog vaak gevraagd om deze films van hoge documentairekwaliteit, te vertonen aan verschillende groepen als lesmateriaal en voorlichting. Zelfs in het Krasnapolski in Amsterdam werden zijn films vertoond. Gerrit bouwde in Tilburg verder aan zijn carrière als elektrotechnicus, maar de jaren in Afrika maakten een onuitwisbare indruk op hem. Zelfs in Het Laar komt dit terug, want zijn huishoudelijke hulp bleek een Afrikaanse te zijn, waarmee hij nu tot zijn genoegen Swahili kan praten.

 

Media