In 1995 overleed mijn opa, en toen begon mijn oma, die altijd stil was, ineens te praten. Aan de eettafel vertelde ze over een wereld die ik niet kende, een verleden dat ook het mijne bleek. Ik was zeventien en schreef alles op wat ik me herinnerde. Haar stem fluisterde na in mijn hoofd.
Mijn oma was het jongste kind van een alleenstaande moeder, met zeven zussen en een broer. Ook Netty, de dochter van de overleden dienstmeid, werd in het gezin opgenomen. Er was liefde, maar ook een onuitgesproken hiërarchie: Netty hoorde erbij, maar was nooit helemaal gelijk.
Tijdens de oorlog verdiende de familie de kost met naaiwerk voor de Japanse bezetters. Een van de oudere zussen belandde later zelfs in Hollywood als kostuumontwerper, iets waar mijn oma trots op was.
Maar één detail liet me nooit los: Netty verdween uit de familieverhalen nadat ze verliefd was geworden op een Japanse soldaat. "Netty was stout geweest," was alles wat mijn oma erover zei. Dat gemak waarmee een leven werd uitgegomd, fascineerde me.
De verhalen waren zacht en zijdelings. Mijn oma vertelde in patronen, net als haar borduursels. Ze gaf me nooit een rechte lijn, en haar vertellen was ook een manier van zwijgen. Ze wist de moeilijke dingen juist níét te zeggen.
Toen mijn oma in 2016 overleed, kreeg ik de oude naaikist van mijn overgrootmoeder. Een eenvoudige houten doos, zwaar van betekenis. Jarenlang stond hij naast mijn boekenkast, een stille getuige. Ik voelde haar hand op mijn schouder als ik erlangs liep.
De kist is meer dan een erfstuk; ze is een personage. Ze vertelt verhalen zonder stem, over vrouwen die met hun handen geschiedenis schreven in tijden waarin ze geen voetafdruk mochten achterlaten. Naast de kist kreeg ik drie geëmailleerde pannen, een Boeddhabeeldje en een portret van mijn overgrootmoeder.
Wat me het meest ontroert is een klein boodschappenmandje van bamboe. Een gezin dat repatrieert naar Nederland, zonder idee wat hen te wachten staat, neemt toch zo'n mandje mee. Het is een symbool van overlevingskunst, hoop en het absurde alledaagse van migratie.
Mijn oma’s verhalen bleven lang in mijn schriftjes rondslingeren, tot ik besloot ze een thuis te geven. In 2023, zeven jaar na haar overlijden, publiceerde ik mijn boek Meisjes van katoen. Daarin beschrijf ik haar jeugd en het verhaal van Netty, de zus die nooit meer werd genoemd. In mijn boek laat ik ze elkaar opnieuw ontmoeten, vlak voordat mijn oma voorgoed naar Nederland vertrekt.
Die ontmoeting is fictie, maar ze komt dichter bij de waarheid dan veel zogenaamd echte familieverhalen. Ik geloof dat verhalen, juist als ze verzonnen zijn, kunnen herstellen wat ooit verbroken is.
Elke keer dat ik over die kist vertel, zie ik haar weer voor me. Hoe ze met haar Indische zwijgen een hele oorlog verborg achter een glimlach. Hoe ze mij leerde dat familie ook zit in wie je weigert te vergeten.
Nu sta ik hier, jaren later, met die kist naast me. Geen museumobject, maar een ademend archief. Er ligt geen diploma in, alleen garens, spelden, een paar patronen. Genoeg om een leven uit te tekenen. Of een boek te schrijven. Of een kind te leren dat verhalen zwaarder kunnen wegen dan feiten.
Soms vraag ik me af wat mijn oma zou zeggen als ze wist dat ik nu op podia sta, haar woorden navertellend. Misschien zou ze lachen, misschien zeggen: “Ach, hindert niets.” Maar ik weet zeker dat ze trots zou zijn dat ik – net als zij – met mijn handen werk. Niet aan naaiwerk, maar aan zinnen. Niet aan jurken, maar aan verhalen.
Als mensen me vragen waarom ik zo lang vasthoud aan die kist, zeg ik: omdat ze me herinnert aan wat het betekent om door te geven. Hoe je veerkracht kunt doorstoppen in een houten doos. En hoe je het verleden tastbaar kunt maken.
Thema's: intergenerationele overdracht, zwijgcultuur, vrouwelijke arbeid, koloniale oorlogservaring, object als archief.