Van kast naar gemeenschap

Een Javaanse wikkelrok reist mee

Tijdens het publieksprogramma 'Tastbaar Erfgoed. In gesprek over Tilburgs textiel, het koloniale verleden en familieverhalen' deelde Kathleen Janssen-Kimpoel haar verhaal. Ze nam een Javaanse wikkelrok van haar oma mee – een erfstuk dat haar niet alleen verbindt met haar familiegeschiedenis, maar ook met de koloniale migratiegeschiedenis van Indonesië naar Suriname en Nederland. Haar verhaal laat zien hoe textiel verleden, identiteit en doorwerking tastbaar maakt.

Screenshot 2025-07-09 at 13.05.18.png

Spreker: Kathleen Janssen-Kimpoel

De eerste keer dat ik haar zag, stond ze daar – mijn oma. Breekbaar, maar rechtop. In haar handen een opgevouwen lap stof. “Voor jou,” zei ze zacht. Die lap bleek een jarik, een Javaanse wikkelrok die ze op feestdagen droeg. Het was geen gewone overdracht, maar een ritueel van erfgoed – verpakt in katoen en herinnering.

Toen ik in 1995 naar Nederland verhuisde, ging de rok mee in mijn koffer. Hij kreeg een plek in de kast. In het begin droeg ik hem nog bij bijeenkomsten van de Javaanse gemeenschap. Later lag hij jaren stil. De stof wachtte, geduldig – alsof hij wist: jouw tijd komt nog wel.

Ongeveer anderhalf jaar geleden begon het te kriebelen. Ik wilde mijn Javaanse achtergrond opnieuw omarmen, niet alleen voor mezelf, maar ook voor mijn kinderen en de gemeenschap hier. De jarik moest geen stil object blijven. Ze moest weer betekenis krijgen.

Mijn oma werd geboren in Suriname, haar grootmoeder kwam uit Indonesië en arriveerde op 25 juli 1897. Waarom ze de overtocht maakte, weten we niet. Vroeger stelde je geen vragen. Je luisterde, nam aan. Nu wil ik juist weten. Wat bracht haar hier, behalve haar lijf en haar moed?

De batik op de jarik heet Sidomukti – een motief uit Yogyakarta dat symbool staat voor hoop en welvaart. Elke lijn en vouw in batik is een zin in een onuitgesproken verhaal. Batik is taal, en ik probeer die nu te verstaan.

Wat mij raakt, is dat de rok niet is gestikt. Het is een eenvoudige lap stof, om het middel gewikkeld, zonder sluiting. Simpel en vrij. Er zit ruimte in – om te bewegen, te zijn, ongeacht je status of lichaam. Dat is kracht.

Tijdens het erfgoedevenement in Tilburg droeg ik de rok opnieuw. Niet als kostuum, maar als brug. Ik stond tussen het publiek, met de jarik omgeslagen zoals mijn oma het ooit deed. In dat moment voelde ik haar aanwezigheid. Haar hand op mijn rug. Haar zachte stem.

Ik vertelde hoe de rok jarenlang stil in de kast had gelegen. En hoe hij nu weer spreekt. Niet alleen over mij en mijn oma, maar over de vrouwen vóór ons – die de reis maakten van Indonesië naar Suriname, en van daaruit naar Nederland.

De jarik is geen mode. Ze is herinnering. Ze is taal. Ze is overleving.

Vandaag organiseer ik culturele evenementen. Ik wil dat onze kinderen weten wat deze stoffen betekenen. Dat een rok meer is dan decoratie – het is een daad van verzet, van doorgeven, van identiteit.

Die dag dat mijn oma me de rok gaf, leek gewoon. Maar achteraf snap ik: dat “alsjeblieft” bevatte alles. Liefde. Verbondenheid. Een opdracht. Niet om te bewaren. Maar om te delen.

Media