Dahliavereniging Flora - Jan en Ellemieke

Een kwestie van veel dieven en goed knippen

Een van de tuinen bij Dahlia- en volkstuinvereniging Flora is een echte generatietuin. Zestig jaar geleden startte Jan van der Aa met het kweken van dahlia’s. Inmiddels staat de vierde generatie te trappelen om schoffel en pootstok over te nemen.

Tuin Ellemieke en Jan-HEY_8989

Jan is bijna 98 en woont sinds drie jaar in zorgcentrum De Reyshoeve. Sinds begin jaren zestig fietst hij dagelijks vanuit zijn huis in Tilburg-West naar de Baroniebaan. Bloemen water geven, kijken hoe alles erbij staat en koffiedrinken met een bevriende tuinder, zijn de vaste activiteiten. “De laatste jaren is dat niet meer aan de orde,” vertelt dochter Ellemieke. Maar toen we vorige week samen op de foto gingen, was hij weer helemaal in zijn nopjes. Hij had het maar wat druk met handen schudden, praatjes maken en koffiedrinken met oude bekenden.”

Rond 1960 start Jan met het kweken van dahlia’s. Op een terrein tegenover het Tilburgs Dierenpark aan de Bredaseweg, huurt hij samen met anderen een stukje grond van de familie Verbunt. “Het was een waterwingebied, daar kon de gemeente niets op bouwen,” herinnert hij zich. “Frater Silvius, een bekende binnen de Tilburgse volkstuinwereld, heeft toen deze vereniging opgericht. Maar we moesten wel zuinig zijn met gif spuiten, werd ons verteld.”

‘Mijn prei-pootstok was ooit een stoelpoot.’

Met zijn prachtige bloemen versiert Jan eigenhandig de St. Maartenskerk en ook tijdens open dagen van tandwielenfabrikant Bierings (destijds de sponsor van Flora) zorgt hij voor bloemstukken met dahlia’s. Tuinders zijn in die tijd in grote mate zelfvoorzienend. “We sloegen pompen omdat er geen waterleiding was. De dahliaknollen kuilden we in de winter in om ze te beschermen tegen de vorst. En we schepten veenmos uit de sloot om de bloemen in te steken. Oase, dat kenden we immers niet. Ook mijn schoffels en andere gereedschappen maakte ik zelf. Zo was mijn prei-pootstok oorspronkelijk een of andere stoelpoot.”

Duizendschoon

Ellemieke herinnert zich het paaseieren zoeken op de tuin. “De eieren lagen elk jaar op dezelfde plek, haha.” En tijdens open dagen waren er papegaaien te bewonderen. “Daar zorgde het Tilburgs Dierenpark voor.” Ook haar avondvierdaagsewandelingen hebben voor een blijvende herinnering gezorgd, doordat Jan steevast aan de kant stond met een bosje zelfgekweekt duizendschoon in aluminiumfolie. Maar het meest bijgebleven, is het credo van haar vader: “Je moet veel dieven en goed knippen.” Jan knikt ter bevestiging. “Alleen dan krijg je heel veel dahlia’s met stevige stengels.”

Inmiddels helpt ook achterkleindochter Jinthe mee op de tuin. “Haar enthousiasme is hetzelfde zoals ik het tuinieren als kind ervaarde,” glundert Ellemieke. “Het liefst zit ze met haar handen in het zand en ze wil graag volledig in ‘tenue’ naar de tuin. Met haar rode laarsjes kleurt ze prachtig bij de aardbeien.”

‘De komst van nieuwe culturen en jonge moestuinkwekers is een verrijking.’

Sinds begin jaren negentig is de familietuin ook een groentetuin geworden. Waar vader Jan zich vooral richtte op Hollandse kost, experimenteert Ellemieke ook met ‘nieuwe’ soorten als aubergines en flespompoenen. “Door de komst van nieuwe culturen en jonge moestuinkwekers zie je steeds vaker gewassen die we eerder niet kweekten. Een heel veld met pepers bijvoorbeeld. Dat is echt een verrijking.”

Anno 2025 staan er op de familietuin nog altijd zo’n 25 dahliaknollen. Ook organiseert Flora nog jaarlijks een open dag. “Het was een mooie hobby,” blikt Jan terug. Ellemieke zou graag zien dat de familie nog lang kan genieten van deze tuin. “Hoewel het nooit een vooropgezet plan was dat deze van generatie op generatie zou overgaan, koesteren we dit plekje. De gedachte dat mijn vader hier iets moois heeft neergezet, motiveert enorm. Ook als we na een vakantie heel veel onkruid moeten wieden …”

Alle rechten voorbehouden

Media