Jeroen van Vliet wil karakter van muziek duiden

  • Geboortedatum: 00-00-1965
  • Sterfdatum:

Dit artikel is een (bewerking van een) hoofdstuk uit het gloednieuwe boek ‘Jazz in Tilburg, honderd jaar avontuurlijke muziek'. Het sluit een reeks van twintig artikelen op Het Geheugen van Tilburg af.

Jeroen van Vliet (1965, Rosmalen) is een pianist, die zich geheel in de lijn van zijn karakter, tot pakweg 2007 tamelijk onopvallend door het ruwe landschap van de jazz bewoog. Ook tussen dat bescheiden bewegen en ruw landschap zit een tegenstelling: Jeroen van Vliets rustige karakter uit zich in zijn spel, dat doordacht, lyrisch, kabbelend soms, maar altijd dromerig tot stand lijkt te komen. De golven van de onstuimige jazz laat hij voor wat ze zijn, zo lijkt het. En als ze echter over hem heen slaan blijft hij gewoon overeind.
Jeroen van Vliet is enig in zijn pianospel. Hij speelt geheel in de lijn van de impressionistische componisten uit het begin van de twintigste eeuw, maar zijn ongeëvenaarde gave om te improviseren maakt dat hij wel degelijk tot de jazzpianisten moet worden gerekend. Dat talloze improviserende musici in het land hem weten te vinden, onderschrijft deze stelling.
Dat hij uitsluitend impressionistisch zou spelen, bestrijdt Jeroen van Vliet. ‘Ik wil het karakter van muziek duiden', zo zegt hij. ‘Niet iets groter of anders maken. Ik werk liever aan energie en klank. Bovendien wil ik selecteren op smaak. Muziek moet waarachtig en authentiek zijn. Dus schraap ik er meer af, dan ik erin stop.'
Jeroen van Vliet kwam naar Tilburg om op het Brabants Conservatorium te gaan studeren bij Willem Kühne. Nadien volgde hij studies bij Bert van den Brink. In 1991 liet hij cum laude het conservatorium in Utrecht achter zich. Hij was nog maar negentien jaar, toen hij in 1984 zowel de eerste- als de solistenprijs won op het Middelsee Jazztreffen in Leeuwarden. Drie jaar later herhaalde hij dit staaltje op het Meervaart Jazzconcours in Amsterdam.

Eerste bekendheid
De groepen van Paul van Kemenade en Eric van der Westen brachten Jeroen van Vliet de eerste bekendheid. In beide formaties was hij de vaste constante op de pianokruk. Intussen werd hij ook uitgenodigd bij anderen te gaan spelen. Bob Malach, John Zorn, Kenny Wheeler, Norma Winstone, Erkan Ogur en Charlie Mariano kreeg hij daarvoor aan de telefoon.
In de redelijk kleine wereld van de Nederlandse jazz was buiten Tilburg trompettist Eric Vloeimans een van de eersten die de onmiskenbare gaven van pianist Van Vliet onderkende. Hij speelt met de trompettist in duoverband, maar maakt ook overtuigend deel uit van zijn groep Gatecrash. Met deze formatie, waarin elektronica de intrede deed in een wereld die daar nog niet voor klaar leek te zijn, werd in 2007 een Edison binnen gehaald.
Tot die tijd was Jeroen van Vliet uitsluitend te horen op akoestische piano. Maar voor Gatecrash werd de Fender Rhodes uit de mottenballen gehaald en ging de pianist zich uitgebreider bedienen van elektronica. Ook als componist is Jeroen van Vliet bijzonder actief. Hij zegt daarover: ‘Componeren is voor mij luisteren naar wat in me opkomt. Ik wil allereerst dat musici een partituur krijgen waar ze iets mee kunnen. Veel improviseren bijvoorbeeld'. Diverse duo's en trio's spelen werk van Jeroen van Vliet. De pianist/componist schreef ook voor het Tilburgse dansgezelschap Raz, voor choreograaf Conny Janssen en voor theatergroep Tuig.
Als leider nam Jeroen van Vliet zes albums op: Who's Afraid (1995, solo-piano), Red Sun (2001, met Dré Pallemaerts slagwerk en Frans van der Hoeven contrabas), En Blanc et Noir (2002, met altsaxofonist/klarinettist Michael Moore en contrabassist Eric van der Westen); Unseen Land (2005, met tenorsaxofonist Mete Eker); The Poet & Other Tales (2008, met slagwerker Pascal Vermeer en contrabassist Frans van der Hoeven); Thin Air (2010, met de groep Sikeda, bestaande uit percussionist Afra Mussawisade, tenorsaxofonist Erwin Vann, cellist Jorg Brinkmann, slagwerker Pascal Vermeer, contrabassist Frans van der Hoeven). Als begeleider is hij te horen op 35 platen.

Carte-blanche
Het Bimhuis in Amsterdam verschafte Jeroen van Vliet in 2006 een carte-blanche. De uitvoering ervan werd uitgezonden op de radio en bestond uit een vrije set door een kwartet en een gecomponeerde set voor pianotrio, strijkkwartet en klarinet.
Estafest! was weer een nieuwe groep, die Jeroen van Vliet in 2008 startte met Oene van Geel op altviool, Nederlands avontuurlijkste gitarist Anton Goudsmit en plaatsgenoot Mete Erker op saxofoons. De ontwikkeling waarbinnen Jeroen van Vliet langzaam toegroeide naar het gebruik van elektronica is prachtig gedocumenteerd op de cd The Poet & Other Tales, waarvoor het Jeroen van Vliet Trio (met Pascal Vermeer and Frans van der Hoeven) naar de Rainbow Studio van Jan Erik Komgshaug in Oslo toog. Akoestische muziek wordt ingenieus gemengd met elektronica en aan de computer ontfutselde klanklandschappen.
Wie het vakmanschap van Jeroen van Vliet wil beluisteren, kan het beste op deze plaat terecht. Er wordt door het driemanschap in volle vrijheid gespeeld, melodieus en vaak dromerig, maar nergens klef. Harmonie is het toverwoord en dat resulteert in indrukwekkende luistermuziek, die een constante spanningsboog kent. Die boog wordt gevoed door de ingehouden wijze van spelen, van zowel Jeroen van Vliet als zijn twee medemusici.

Thin Air
Op de cd Thin Air die in maart 2010 uitkwam, vervolmaakt Jeroen van Vliet zijn klanklandschappen. Dat gebeurt met het nieuwe sextet Sikeda, waarin cello en sampling, synthesizers, tenorsaxofoon, contrabas en slagwerk de gehele wereld afstropen. Jeroen van Vliet is erin geslaagd alle stukken een eigen, haast aangrijpende identiteit mee te geven. De inzet van synthesizers en percussie en sampling geven de muziek fijnzinnige accenten en kleurrijke, soms etnische klanklandschappen mee.
Waarmee een ontwikkeling is geschetst, waarvan het einde nog lang niet in zicht is.