Tegelchampagne

Reclamecampagne museum De Pont (jaren '90)

Voorzichtig snijden bouwvakkers de witte cocon weg. Vriezen doet het toch niet en bovendien is het werk af. De vijf nieuwe poortgebouwen van museum De Pont halen opgelucht adem. Als rupsen vraten ze zich negen weken lang vol aan 13.000 tegels. Eenmaal bevrijd ontpoppen ze zich met vlindergewichtige allure. Ook tegelzetters Iram en Joep strekken de rug. Zij maakten deel uit van het select groepje keramiekmeesters dat dagelijks vanaf 7 uur achter het plastic zat. Vijfenveertig tegels per man per dag. Deze ochtend plakt Joep de allerlaatste. “Precisiewerk”, legt hij uit, “iedere tegel zit vast aan ankers én is stevig verlijmd. Met maar een paar millimeter marge”. 

Het is niet de eerste keer dat er tegelzetters bij De Pont rondlopen. Kunstenaar Marien Schouten hing begin deze eeuw een kamer vol donkergroen keramiek. Zijn werk kenmerkt zich volgens de kenners door melancholy pensiveness. De Green Room stemt inderdaad tot herfstbossig nadenken. Een dergelijke zwaarmoedigheid is Tilburgers niet vreemd. Zeker als er wordt geknaagd aan de linten die juist zo kenmerkend zijn voor de stedenbouw van de stad. Dan kruikenzeiken bewoners over de sloopdrift in hun woonplaats. Maar na enkele decennia pensiveness kan dat keramiekplassen omslaan in bewondering. Er ontstaan lichtvoetige oplossingen voor zwaarbeschadigde straatgezichten. 

De Hasseltstraat kan er over meepraten. Eerst doorbrak een rotonde het lint in 1959. Veertig jaar later compenseerde de gemeente het woningverlies door plaatsing van het Draaiend Huis. Een kilometer verderop aan dezelfde straat stonden ooit huisnummers 303, 305 en 307. Sinds 1992 prikten de ogen van museum De Pont hen hinderlijk in de rug. Benthem Crouwel Architecten bedacht vervangende poortgebouwen die voor de oplettende kijker iets huizigs hebben. Of in hun taal: ‘de contouren van de volumes zijn een interpretatie van de lintbebouwing’. En er kan een touringcar onderdoor, een luchtige eigenschap die tabakswinkel L.C. van Berkel - van Dijk op nummer 305 ontegenzeggelijk niet had. 

Ook de tegelzetters kijken weemoedig terug op vroeger tijden. “Er werd vaker gelachen in de bouw, nu is het druk-druk-druk. Als je ergens komt moet het meestal al af zijn”, vertelt Joep. “En is er geen pannenbier meer als je het hoogste punt bereikt. Ook hier niet. En ik weet zeker dat het juist een van mijn tegels is die één millimeter hoger ligt dan de rest” lacht Iram. Joep en Iram lijken echter ingeënt tegen zwaarmoedigheid. Als ZZP-ers zullen ze wel moeten. Ondanks hun kwaliteit is de concurrentie groot. Iram legt de lat op zijn eigen website direct hoog. ‘Ik beschouw uw badkamer of vloer als een canvas waarop een kunstwerk wordt gemaakt’. 

De kunstcollectie van De Pont hebben ze  nog niet gezien. “Nee, daar hebben we geen tijd voor gehad”, zegt Joep. “Maar we hopen bij de officiële opening te zijn. Waarschijnlijk in maart”. Zou mooi zijn. Chique statafels, klassiek strijkje. Geen pannenbier, wel bubbels. En dan samen met Marien Schouten de champagnekurk afschieten richting hoogste punt. De tegels kunnen het hebben.

 

Deze kroniek verscheen op 22 december 2015 in het Brabants Dagblad