Kunstcollectie koning Willem II voor een habbekrats verkocht

Verkoop kunstcollectie koning Willem II (1)

Onlangs werd bekend dat leden van het Koninklijk Huis nog niet zo lang geleden een paar kunstwerken hebben verkocht uit de nalatenschap van wijlen koningin Juliana. Het zij zo.

Op de site van ‘Andere Tijden’ las ik daarop het volgende artikel wat betrekking heeft op de verkoop van een groot deel van de kunstcollectie die wijlen onze ‘eigen Tilburgse’ koning Willem II tijdens zijn leven had opgebouwd. Dit lijkt me ook wel interessant om op ‘Het Geheugen van Tilburg’ te bewaren. Met dank aan ‘Andere Tijden’.

 

 ‘De Tweede Kamer wil opheldering over de verkoop van kunst door leden van het Koninklijk Huis. Die verkochten een schilderij van de Javaanse kunstenaar Raden Saleh (1811-1880) en een map met honderden 17e en 18e-eeuwse topografische tekeningen van Utrecht en omgeving. De opbrengst, naar schatting enkele miljoenen euro's, was voor de Oranjes zelf. De verkoop van kunst door de Oranjes, zonder medeweten van parlement of musea, past in een traditie. In 1850 werd een groot deel van de kunstcollectie van Willem II verkocht.

Schulden en problemen

Koning Willem II was een gepassioneerd kunstverzamelaar. Dat was wel een kostbare aangelegenheid, waarmee hij zich behoorlijk in de schulden stak. Ook was vaak niet duidelijk of alle transacties geheel volgens de regels waren gegaan. Daarmee verzamelde Willem II ook veel problemen – vooral voor zijn nageslacht.

In het verzamelen van schulden en problemen was deze koning een meester, schreef zijn biograaf Jeroen van Zanten. Vanwege zijn losbandige levensstijl moest hij bijvoorbeeld regelmatig een groot bedrag overhandigen om schandalen af te kopen. In juni 1848 was zijn nood zo groot dat tsaar Nicolaas, de broer van Willems vrouw Anna, hem één miljoen gulden leende met zijn schilderijenverzameling als onderpand.

Een halve Rembrandt als schuld

De regeling met de tsaar was onvoldoende, werd duidelijk na de dood van Willem II in 1849. ‘De boekhouding bleek een chaos,’ aldus Van Zanten, ‘en het totaal aan schulden enorm.’ Na een inventarisatie ging het om zo’n 4,5 miljoen gulden. Dat is in onze tijd vergelijkbaar met ca. 50 miljoen euro.

Koningin-weduwe Anna schreef daarop in wanhoop een brief aan haar broer: ‘Wij vragen u, lieve broer en vriend, om in deze barre nood Willems schilderijenverzameling te kopen, die u zo graag zou willen bezitten en die al aan u is verpand.’ De tsaar was hiertoe bereid, waardoor de schuld met een miljoen zou zijn afgenomen.

De kinderen van Willem en Anna gingen hier echter niet mee akkoord en brachten de schilderijen naar een veiling. Ze meenden dat er zo veel meer geld was op te halen dan via de Russische tsaar, maar dat bleek een ernstige misrekening. Bij elkaar kwam er nog geen negen ton binnen – ruim honderdduizend minder dan het onderpand een jaar eerder.

Van Zanten verbaast zich in zijn biografie van Willem II over de enorme snelheid waarmee deze collectie werd verkocht, en waardoor die voor Nederland verloren ging. Wijlen Willem II had voldoende grond in bezit om met de rendementen de schulden te kunnen aflossen.

Er bestaat daarom een vermoeden dat de koninklijke familie nog een reden had voor een snelle verkoop, buiten acute geldzucht: de enorme administratieve chaos waardoor volkomen onduidelijk was hoe die schilderijen waren aangeschaft en of dat allemaal wel zuiver was afgehandeld. Van Zanten: ‘De erfgenamen beseften al te goed dat deze onduidelijkheid, gezien de verpandingen van de collectie, een hoop juridische narigheid kon opleveren. Voor Willem III was het in ieder geval reden om op 21 januari 1850 van zijn rechten op de schilderijen af te zien.’

Geen Nederlandse belangstelling

De consequenties waren enorm, want in totaal gingen er 350 schilderijen onder de hamer, waarmee het ‘de veiling van de eeuw’ werd genoemd. Kunsthistoricus Erik Hinterding, die in 1989 deze veiling onderzocht, sprak hierover in 2010 met NRC Handelsblad.

De verkoop had twee weken geduurd, waarvoor veel internationale belangstelling bestond – óók van de tsaar. Er werden tenslotte Rembrandts, Da Vinci’s, Rafaëls en Michelangelo’s aangeboden, waarvoor instellingen als het Louvre veel belangstelling hadden. Vooral pijnlijk was de desinteresse van de Nederlandse overheid, die geen enkele belangstelling toonde in de veiling. Ook pijnlijk was dat de tsaar alsnog een groot aantal werken kocht - aanzienlijk goedkoper dan hij in eerste instantie met zijn zus had afgesproken.

De werken gingen de hele wereld over: Washington, Parijs, Brussel, Londen, St. Petersburg. Voor de tekeningen werd amper iets opgehaald, omdat die volgens Hinterding voor bodemprijzen werden aangeboden. “Er was in Nederland voor werk op dat niveau geen expertise aanwezig,” aldus Hinterding en dus waren een paar tientjes per tekening voldoende. Hieronder ook één van Rafaël, die in 2010 voor 26 miljoen pond werd geveild.

In 2014 keerde een deel van deze negentiende-eeuwse collectie tijdelijk terug in het Dordrechts Museum, dat er een speciale expositie van maakte. Zo werd de aandacht wederom gevestigd op de zwarte bladzijde uit de Nederlandse kunstgeschiedenis. ‘De veiling van de collectie van koning Willem II in 1850 is een pijnlijk hoofdstuk uit de geschiedenis van het Nederlandse kunstbezit,’ zoals de bijhorende publicatie meldde. ‘Het was een van de beste verzamelingen die hier te lande ooit zijn bijeengebracht.’

 

Credits

Jurryt van de Vooren

 

Media