Religieuzen zijn net mensen

Op 4 april verscheen in de Trouw een artikel over de gevolgen van de pandemie voor het trappistenklooster in Berkel-Enschot. Het ziek zijn en de angst van Dom Bernardus Peeters zelf kwamen ook aan bod. Het blijft lastig voor de abt om te spreken vanuit eigen ervaring zonder de aandacht te veel op zichzelf te vestigen. Aan preken die beginnen met ik heeft hij een hekel, maar soms moet het gewoon. “Mensen zijn op zoek naar verhalen van een ander, om er hun eigen verhaal aan te kunnen toetsen.” Het is de verbinding waarnaar hij zoekt.

Dom Bernardus Peeters

Het is niet: én schuine streep óf

Het artikel leverde veel reacties op. Dom Bernardus vermoed dat het komt, omdat het laat zien dat we allemaal mensen zijn. “Het religieus-zijn vervangt je mens-zijn niet.” Ze vloeien in elkaar over en vullen elkaar aan. Men is geneigd te zeggen: Mens-zijn is één stuk en dan heb je ook nog een religieus deel in je leven. Alsof het  verschillende dingen zijn. Dom Bernardus gelooft daar niet in, het zou betekenen dat je een soort gespleten persoonlijkheid hebt. “Het religieuze helpt mij juist om een beter mens te worden en vanuit mijn mens-zijn hoop ik een beter religieus te zijn.”

Voor mij betekent mens-zijn allereerst een lichaam hebben, het lichamelijke maar ook het emotionele; angsten  en gevoelens te kennen. Je kunt niet zeggen, ik word religieus dus dat kappen we af. Dat heeft men natuurlijk wel geprobeerd in bepaalde tijden en in sommige spiritualiteiten.”

Ze horen bij elkaar

Dát vind ik juist de kracht van het trappistenleven, die verbinding. Benedictus zet het woordje en tussen bidden en werken. Het is: én bidden én werken. Die werkelijkheid van mens-zijn hoort ook bij mij. Je kunt ze niet uit elkaar trekken, al gebeurt dit nog te vaak.” Volgens zijn gevoel is dit een grote valkuil in de huidige samenleving. “Als alles zo één dimensionaal wordt, dan neigt men ernaar te denken: zolang het mezelf maar goed gaat.”

Het besef van die wisselwerking is belangrijk, zeker omdat hij aan het hoofd van een klooster staat. “Toen ik hier binnenkwam was het een soort gesloten burcht. Sommige van mijn collega’s zullen zeggen:  ‘Die abt van Tilburg heeft de deur opengezet en de maatschappij binnengehaald.’ Dat mag men denken, maar dan word ik verkeerd begrepen. Ik geloof niet in slechts één beweging. We proberen juist verbinding te leggen. Het klooster heeft ook betekenis voor mensen die voorbij komen, voor die ene wandelaar die door de tuin loopt. Voor mijn gevoel moet er een ontmoeting plaatsvinden, waarvoor ik niet eens hoef te praten of er naar toe te gaan. Mensen zeggen wel eens: het is alsof je in een andere wereld komt. Ik zal dan meteen zeggen ‘het is dezelfde wereld’, maar ik begrijp het gevoel wel.”

Wanneer een glimlach op een gezicht eigenlijk al genoeg zegt.

“Wat heeft dit leven me nou gebracht? Aandacht voor de ervaring van wat er leeft bij mezelf. Om dat te kunnen verwoorden en ermee om te gaan. En dat mag met vallen en opstaan, dát vind ik het mooie aan onze gemeenschap. Er zijn natuurlijk regels, maar dat is net als binnen een gezin. Kinderen toetsen zich aan de ervaring van hun ouders en moeten toch hun eigen weg vinden. Voor mij is het belangrijk om die menselijke en religieuze component bij elkaar te houden.”