Begraven op z’n Berkels

Het gloednieuwe monument in de voortuin verraadt Rinus’ afkomst. Een grafsteen ter meerdere eer en glorie aan de zwoegende boer, een beroep dat zijn familie al generaties lang uitoefent. Tevens een eerbetoon aan hen die hier ‘ploegden, zaaiden en oogstten’.

Foto Maria van der Heyden

Rinus van der Loo is van alles. Amateur-archeoloog, heemkundige, Berkelnaar en verzamelaar van alles wat met Berkel-Enschot te maken heeft. In zijn boerderij aan de Heikantsebaan is hij zelf waarschijnlijk de enige die er de weg kan vinden tussen alle paperassen en voorwerpen. ‘Het is een rommeltje maar goed bedoeld,” luidt zijn devies.

Als voormalig grafdelver en heemkundige is Rinus een kenner van de aloude Berkelse gebruiken rondom dood en begraven. Zijn grootvader Marinus van der Loo vertelde hem over de oude tradities. Over het feit dat er een rechthoekig strobed met vijf rode bakstenen voor het huis van een overledene werd gelegd. Ook werden de luiken van het huis gesloten, zodat iedereen kon zien: hier is iemand overleden.

In geval van overleden kinderen gebruikte men vier halve bakstenen die men tegen een busseltje stro plaatste, waarin papieren bloemen en gewijde palmtakjes werden gestoken. In latere tijden veranderde het strobed in een busseltje, waaromheen men drie zwarte stoffen lintjes met strikjes bond. Bovenop het busseltje prijkte een afbeelding van een doodshoofd met de tekst ‘Bid voor ons’. De bakstenen werden voorzien van een schildering: een wit kruis met een zwart biesje.

Volgens de aloude traditie

Dit gebruik inspireerde Rinus om zijn moeder, die in 1993 op tragische wijze overleed, op deze manier ten grave te dragen. Compleet met opbaring in de ‘goei kamer’ van de boerderij en een laatste groet van bewoners van het buurtschap Heikant. Tenslotte reden enkele buren de kist op een rijdende baar – die zij hadden geleend van de trappistinnen, zo één met hele grote wielen waarop een zwart kleed met flosjes lag - door de straten van Berkel. Traditioneel liepen in de rouwstoet eerst de directe familie, gevolgd door de ‘koude kant’, buurtgenoten en vrienden. Bij elke kruising hield de stoet even halt om een gebedje te doen.

Bid voor Cor

Het lijkt bij deze ene keer te blijven voor wat betreft deze methode van begraven, tot buurtgenoot Jan van Dal in 2020 overlijdt. Een buurtgenoot plaatst opnieuw een strooike voor zijn deur. Ook als buurtbewoonster Cor Mulders-van Rijswijk in het najaar van 2022 overlijdt, haalt Rinus zijn strooike van stal. Geheel volgens haar eigen wens wordt ze opgebaard in de zitkuil van haar woonboerderij aan de Heikantsebaan. En ook nu gaan de luiken dicht.

Het enige compromis ten aanzien van de traditie betreft het bordje met het doodshoofd. In overleg met de familie maakt Rinus en alternatieve tekst: ‘Bid voor Cor.” Rinus: “De kleinkinderen waren er blijkbaar van geschrokken. Nou dan verander ik dat toch, tradities hoeven echt niet altijd hetzelfde te blijven. Zo heeft de familie er ook voor gekozen om geen rouwtoef en missen aan te schaffen, maar een kersenboom voor in de tuin. Dat vind ik mooie ontwikkelingen.”

Gewoon cremeren

De vraag is dus wat Rinus zelf zou willen als hij niet meer onder de levenden is. “Ik word gewoon gecremeerd,” is het vastberaden antwoord. Wijzend op een foto: “Die komt op mijn bidprentje en in het weekblad De Schakel komt een artikel. Maar ja, dat moet ik wel op het juiste moment overlijden natuurlijk, anders is het mosterd na de maaltijd, haha.”

Maar waarom dan geen traditionele uitvaart met een zwarte koets en dito paarden bijvoorbeeld? “Kijk, hier op het kerkhof liggen vier generaties Van der Loo. Daar ben ik trots op, meestal worden graven na een jaar of dertig wel geruimd. Mensen besteden tegenwoordig steeds minder aandacht aan grafverzorging. En dat is jammer. Vroeger was een kerkhof tijdens Allerzielen één grote bloemenzee, nu zie je amper nog een potje staan. In mijn tijd als grafdelver zag ik de verse bloemen verpieteren en kwamen er pas het jaar erop nieuwe in. Daar zit ik niet op te wachten. Maar zo’n strooike voor mijn deur? Ja hoor, dat zou ik heel aardig vinden.”

 

 

Het TijdLab (De Bibliotheek LocHal en Stadsmuseum Tilburg) doet onderzoek naar immaterieel erfgoed van inwoners van Tilburg, Berkel-Enschot, Udenhout en Biezenmortel. Bovenstaande tekst en foto's zijn onderdelen van het programma ‘Deze en gene zijde’, over dood en rouwcultuur. Stadsmuseum Tilburg registreert het erfgoed door de verhalen te bewaren in deze website. Regionaal Archief Tilburg bewaart de foto's in de Beeldbank. 

De foto's zijn van Maria van der Heyden; de interviews zijn geschreven door Theo van Etten.

Alle rechten voorbehouden

Media