Een wever in de Hoofdwerkplaats (Ad van Rijen)

Sporen van de NS Hoofdwerkplaats

Ad van Rijen volgt na de lagere school de Textielschool en gaat werken bij de AaBe-fabrieken. Zijn vader werkt daar als een van de 1300 medewerkers van de dekenfabriek. ‘Zo’n weverij maakt veel lawaai,’ zegt Ad en hij is blij als hij kan overstappen naar de bandweverij. Daar maakt hij de zuiver zijden etiketten voor de wollen dekens.

Ad van Rijen foto1jpg.jpg

Werken in de textiel heeft niet veel aanzien. Zijn broer Gerrit moedigt hem aan te solliciteren bij de NS Hoofdwerkplaats waar hij zelf al werkt. Omdat Ad geen technische opleiding heeft, is hij voor NS ongeschoold en begint hij er als werkplaatsassistent bij de wieldraaierij. Hij moet assen ontvetten en schoonspuiten totdat er een soort wastunnel voor dat werk komt en Ad andere taken krijgt. ‘Toen moest ik klembussen demonteren. Klembussen zijn onderdeel van het wielstel en zitten heel stevig vast. Het demonteren deed je met behulp van de kracht van oliepompen. Omdat het vaak misging bedacht ik daar een betere manier voor. Ik heb mijn idee uitgewerkt en in de ideeënbus gegooid. Als beloning voor mijn innovatie kreeg ik 1800 gulden’, vertelt Ad.

Over de wieldraaierij vertelt hij dat wielbanden om het binnenwiel doen vervelend en warm werk is, en gevaarlijk ook. Kort gezegd plaats je de band in een gasring waar de temperatuur oploopt tot 180 graden. Daardoor zet de wielband uit en kun je het wiel in de band laten zakken. Doordat de band afkoelt past hij precies strak om het wiel. Ook is binnen de wieldraaierij een aparte afdeling die zich bezighoudt met smeerkussens. ‘Een smeerkussen voorziet de draaiende delen van een wiel, de assen en glijlagers, continu van olie. Dat moet voorkomen dat de wielen warmlopen. De smeerkussens haalden we met een kruiwagen op in de lochal en dan gingen ze twee dagen in een bad met terpentine om de olie te verwijderen. Daarna gingen de kussens in een oven zodat de terpentine kon verdampen. Als ze eenmaal droog waren controleerde ik of ze nog niet versleten waren. Dan moest ik ze vervangen,’ aldus Ad.

De smeerkussens komen op dat moment van een fabriek uit Vilvoorde bij Brussel. In 1984 stopt die fabriek met het maken van de kussens. Bij de Hoofdwerkplaats vragen ze Ad of hij die kussens zou kunnen weven. Dat kan hij wel, hij is immers wever. En zo gebeurt het dat hij met een busje het weefgetouw uit Vilvoorde naar Tilburg haalt. Tien jaar lang weeft Ad de smeerkussens voor de locomotieven tot in 1994 er geen enkele locomotief meer is die de kussens nodig heeft. Ad vindt het jammer dat daardoor zijn werk bij de Hoofdwerkplaats stopt. Smeerkussens maken was zijn expertise geworden en zijn werk zijn passie. ‘Ik deed het met heel veel plezier. Ik kon mijn kennis als wever goed gebruiken in dit werk en ik was de enige binnen de NS die dit kon. Gelukkig kon ik als 55-plusser gebruikmaken van een afvloeiïngsregeling, dat heb ik gedaan’.

Toch is dit niet het einde van de smeerkussens. Het grote weefgetouw gaat naar het Textielmuseum, waarna het rond 2000 verhuist naar het Weverijmuseum in Geldrop. ‘Niet lang daarna krijg ik de vraag of ik smeerkussens wil maken op het getouw, zegt Ad. ‘Voor de trams van het Openluchtmuseum in Arnhem. En heel soms voor een trein in het Spoorwegmuseum. Natuurlijk wilde ik dat, maar al te graag. En zodoende ga ik nu één en soms twee dagen met de trein naar Geldrop om smeerkussens te maken. Per slot van rekening ben ik de enige in de Benelux die dat nog kan.’

Lees hier meer over de smeerkussens.

Dit verhaal is onderdeel van het project 'Sporen van de NS Hoofdwerkplaats: Samen verzamelen voor de Stadscollectie Tilburg'. Met dank aan Dienie Biemans, Tekstbureau Theo van Etten en Co-Cultuur/Leonie Wingen voor het afnemen van de interviews en optekenen van de verhalen. De foto in het TijdLab is gemaakt door Johan Dekkers.

 

Het project is mede mogelijk gemaakt door het Fonds voor Cultuurparticipatie en Fonds Erfgoed Tilburg.

Alle rechten voorbehouden

Media